Hoe vrijwilligers strandingsonderzoek mogelijk maken

"Ik had niks met dode beesten, maar dankzij SOS Dolfijn en Lonneke heb ik me daar overheen gezet"

Elke dag strandt er wel een zeehond of een bruinvis langs de Nederlandse kust. Het duurt meestal niet lang voordat een dier wordt ontdekt: een toevallige voorbijganger doet een melding en al snel is een vrijwilliger binnen het strandingsnetwerk op de hoogte. Wie zijn deze vrijwilligers die iedere keer weer op meldingen afgaan?

Een aangespoelde bruinvis op een wijds strand met een blauwe lucht erboven
Een gestrande bruinvis op het strand van Goeree-Overflakkee.

In de jaren zestig ging het slecht met de zeehond. Dat kwam vooral door milieuvervuiling: allerlei giftige stoffen werden in rivieren gedumpt en kwamen uiteindelijk in de Noordzee terecht. Dat had grote gevolgen voor het leven in zee. De kleine aantallen zeehonden die aanspoelden, werden opgevangen door de familie Wentzel in het Groningse Uithuizen: ze zorgden ervoor dat verzwakte pups weer gezond konden worden teruggezet in de natuur. Later werd het werk overgenomen door Lenie ’t Hart en verhuisde ze naar Pieterburen, waar Zeehondencentrum Pieterburen werd geboren.

Toename gestrande bruinvissen

Wat begon als een netwerk waar alleen zeehonden werden gemeld, groeide later uit tot een netwerk dat allerlei diersoorten (waaronder bruinvissen) meldt. Bioloog Lonneke IJsseldijk, hoofd van het strandingsonderzoek, legt uit hoe dat ging. “Het aantal strandingen van bruinvissen is sinds begin deze eeuw sterk toegenomen. Dat was uiteindelijk de reden dat het strandingsonderzoek werd opgestart, in 2008. We merkten dat je het niet echt uit elkaar kunt trekken: toevallige voorbijgangers die bellen, vinden het vaak moeilijk om in te schatten om wat voor dier het precies gaat. Langzamerhand werd het netwerk steeds meer een meldingssysteem voor allerlei gestrande wilde dieren.

Een onderzoeker in een rode jas staat op het strand en legt twee volwassenen en twee kinderen wat uit over het strandingsonderzoek.
Bioloog Lonneke IJsseldijk legt voorbijgangers op het strand uit hoe het strandingsonderzoek werkt.

Cruciaal voor strandingsonderzoek

De vrijwilligers langs de kust zijn een cruciaal onderdeel binnen het strandingsonderzoek. IJsseldijk: “Hier, vanuit Utrecht, kunnen we niet zomaar zien wat er langs de kust gebeurt. We zijn dus best afhankelijk van het netwerk: dat het strand ter plekke wordt veiliggesteld, of dat een dier snel op de boot wordt gezet naar het vaste land. Zo speelt iedereen een plaatselijke, maar belangrijke rol in het geheel. Het is mooi om te zien hoe iedereen zich inzet, die motivatie zit heel diep.”

Deur altijd open

De bijdrage van vrijwilligers stopt niet na een melding. Terugkoppeling geven over de doodsoorzaak is een belangrijk onderdeel van de samenwerking. IJsseldijk: “We delen onze onderzoeksresultaten altijd met de vrijwilligers, en ook de jaarrapportages op onze website. Tijdens de tweejaarlijkse vrijwilligersdagen op de faculteit nodigen we het hele strandingsnetwerk uit voor een kijkje achter de schermen. Meestal doen we dat samen met Wageningen Marine Research, zodat bijvoorbeeld onderzoeker Mardik Leopold iets kan vertellen over het maag- en darmonderzoek dat ze daar doen. Ook vertellen we dan over onze nieuwe kennis en bevindingen, en vrijwilligers mogen meekijken bij een practicum. Ik vind het belangrijk om vrijwilligers zo bij het strandingsonderzoek te betrekken, die terugkoppeling waarderen ze erg. Vrijwilligers zijn altijd paraat, dus onze deuren staan voor ze open.”

“In 2023 ben ik 235 keer op pad gegaan voor bruinvissen of zeehonden”

Een man met een gestrande bruinvis in zijn armen op het strand.
Vincent Vos, vrijwilliger bij het Strandingsnetwerk.

Als kind raakte Vincent Vos al vertrouwd met de zee. Hij groeide op in het strandpaviljoen van zijn ouders. Na zeventig jaar is hij nog altijd te vinden in Strandpaviljoen De Toko, aan de kust bij Callantsoog. Vos: “In 2011 kwam ik in contact met de zorg voor zeehonden. Natuurcentrum Ecomare op Texel vertelde mij dat het vervoer in mijn omgeving vaak een uitdaging was: ik ben toch altijd op het strand en heb een auto, dus ik kon helpen. Via de zeehonden kwam ik ook in beeld bij Lonneke. Zij belde mij op een dag: “Er is een bruinvis aangespoeld, kun je die ophalen?” Ik had niks met dode beesten, maar dankzij SOS Dolfijn en Lonneke heb ik me daaroverheen gezet.”

Ziekte van dier op mens
Deze eerste bruinvis was meteen een van zijn meest memorabele herinneringen als vrijwilliger. “Niet lang nadat het onderzoek was gestart, belde Lonneke mij dat er Brucella was geconstateerd bij de bruinvis. Dat is een ziekte die van dier op mens kan overspringen. Alle alarmbellen gingen toen rinkelen: ik moest meteen bloed afnemen bij de dokter en een antibioticakuur ondergaan. Ik had wel handschoenen gedragen, maar geen masker op gehad. Ik wist toen niet dat ik ook met zo’n ziekte besmet kon raken. Gelukkig liep alles goed af.”

Hekje eromheen
Vos wordt regelmatig gebeld door mensen die een zeehond of bruinvis hebben gevonden langs de kust. “In 2023 ben ik 235 keer onderweg geweest voor bruinvissen of zeehonden. Bij zeehonden ga ik dan meteen checken of het dier er nog ligt. Ligt hij te rusten, dan hoeft er niks mee te gebeuren. Zo nodig zet ik een hekje eromheen, ter bescherming. Gisteren vond ik een zeehond met een wond in zijn nek: die gaat wel meteen naar Zeehondencentrum Pieterburen. Op zulke momenten vraag ik hen om advies: zij beslissen wat er gebeurt. Soms observeren we de zeehond nog een dag op het strand, waarna we hem soms alsnog meenemen.”

“Zelfs op onze trouwdag gingen we af op een melding”

Een man in een rood pak staat op het strand met een aangespoelde bruinvis in zijn handen.
Cees van Hoven, vrijwilliger bij het Strandingsnetwerk

Als strandwacht bij de Reddingsbrigade was Cees van Hoven verantwoordelijk voor de veiligheid van zwemmers langs de kust. Op een dag kreeg hij een melding van Jaap van der Hiele (voorzitter Stichting ReddingsTeam Zeedieren) dat er een zeehond was gevonden met een stuk plastic om zijn nek, waar ze samen op af gingen. Tegen de tijd dat ze aankwamen, was het dier al bevrijd. Daarna raakten ze aan de praat. De toevallige ontmoeting bleek het begin van iets nieuws. Van Hoven: “Zo begon ik als vrijwilliger binnen het strandingsnetwerk, nog voordat ik mijn vrouw Lianne leerde kennen, later deed zij ook mee. Vanuit Stellendam hebben we snel toegang tot de kust van Goeree-Overflakkee.”

Dierenliefde
“Ik doe dit vanuit dierenliefde en vind het mooi om iets te kunnen bijdragen”, zegt Lianne van Hoven. “Het strandingsonderzoek vind ik heel belangrijk, zodat ze kunnen achterhalen wat de doodsoorzaak was van een bruinvis die we hebben gevonden. Het gaat ook om kennis overdragen: als er veel omstanders op een stranding afkomen, leggen we uit wat er met het dier gaat gebeuren. Ik word regelmatig uitgenodigd bij basisscholen om te vertellen wat ik als vrijwilliger doe. Kinderen vinden het heel interessant om te weten wat ze moeten doen als ze een zeehond of bruinvis tegenkomen op het strand.”

Trouwdag
Als vrijwilliger kun je 24 uur per dag een telefoontje verwachten. Dat gebeurde ook tijdens hun trouwdag, vertelt Van Hoven lachend. “We waren foto’s aan het maken voor de bruiloft, aan het eind van de dag. We kregen een melding dat er een zeehond op het strand lag: zonder nadenken zijn we die kant opgegaan. De vrijwilligers van de zeehondenopvang in Stellendam waren verrast om ons te zien in onze trouwkleding!

Een vrouw zit geknield op het strand voor een aangespoeld zeezoogdier met een groepje mensen er omheen
Lianne van Hoven, vrijwilliger bij het Strandingsnetwerk

“Leuk om ter plekke onderwijs te geven. Dat is nog de oude juf in mij”

Portret van Ies Akkerdaas met een levende zeehond in haar handen
Ies Akkerdaas, vrijwilliger bij het Strandingsnetwerk

Ruim 25 jaar werkte Ies Akkerdaas als dierenarts bij het Universitair Dierenziekenhuis, op de afdeling Anesthesie. Ze kwam voor het eerst in contact met Lonneke IJsseldijk toen er een nieuw protocol voor gestrande walvissen geschreven moest worden. “In 2012 strandde bultrug Johanna bij Texel. Deze stranding veroorzaakte veel sociale onrust. Later bleek dat deze bultrug veel eerder geëuthanaseerd had moeten worden. In opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit moest een walvisprotocol worden ontwikkeld, ik heb daar toen aan bijgedragen. Zo kwam ik met Lonneke in contact.”

Zeehondenwachters
Na haar pensioen in 2019 verhuisde Akkerdaas naar Terschelling, waar zij het centrale aanspreekpunt werd voor gestrande wilde dieren. Ze werkt samen met de politie, Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer, SOS Dolfijn, Zeehondencentrum Pieterburen, en andere eilanders. “We vormen samen maar een klein groepje zeehondenwachters en zijn inmiddels allemaal ervaren strandrijders. Sommigen hebben een eigen terreinwagen en er is ook een grote terreinwagen beschikbaar gesteld door Zeehondencentrum Pieterburen, die komt overal doorheen.”

Observeren
Als een dode bruinvis strandt, zorgt Akerdaas dat het dier op de boot wordt gezet naar het vasteland, rederij Doeksen zorgt dat de bruinvis op een veilige manier wordt vervoerd. Eenmaal in Harlingen nemen anderen het transport over. Bij meldingen van zeehonden komt meer organisatie kijken: zeehonden gebruiken de kustlijn vaak om te rusten, of om te bevallen. “Grijze zeehonden bevallen op zandplaten, hun pups kunnen nog niet meteen zwemmen”, legt Akkerdaas uit. “Het kan ook zijn dat meerdere jonge pups op het strand terechtkomen na een storm. Als pups of jong volwassen dieren stranden op de kust, observeren we de hele dag door. Als we merken dat een jong alleen, verzwakt of ziek op het strand achterblijft, sturen we het dier, na overleg, naar Pieterburen.”

Selfies
“Mensen komen vaak te dichtbij om bijvoorbeeld selfies met een zeehond te maken, of ze zijn geschrokken van het bloed dat ze soms zien. Dan is het een uitdaging om te vertellen dat ze afstand moeten houden en de zeehond met rust moeten laten. Onnodig meenemen levert stress op en kan extra schade veroorzaken bij het dier. Maar meestal is het leuk om uitleg te geven en over zeehonden te vertellen. Dat is nog een beetje de oude juf in mij.” 

Dit is een verhaal uit:

VETSCIENCE NR. 17