‘Het blijkt voor leken heel lastig om VGO en corona uit elkaar te houden’

Lidwien Smit en Jeannette van de Ven over longontstekingen rond geitenhouderijen

Wie in een gebied woont met veel intensieve veehouderij, heeft meer kans op een longontsteking. Dat geldt vooral voor mensen die in de buurt van geitenhouderijen wonen. Dat blijkt uit onderzoek naar Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO) in plattelandsgemeenten in Utrecht, Gelderland en Overijssel, en eerder ook Limburg en Noord-Brabant. Waar komt dat door? En heeft corona er iets mee te maken? Epidemioloog Lidwien Smit (Universiteit Utrecht) en geitenhouder Jeannette van de Ven (Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland) zien dat leken alles door elkaar halen.

Snuffelpalen om lucht mee te onderzoeken
Onderzoekers brengen de ziekteverwekkers op geitenhouderijen in kaart, die gerelateerd kunnen zijn aan longontstekingen bij omwonenden. Dieren, mest, stof en de lucht worden onderzocht. Voor de luchtmeting worden snuffelpalen gebruikt, hier te zien.

Merkt u als geitenhouder dat mensen in uw omgeving meer last hebben van longontstekingen?

‘Nee, in mijn omgeving niet’, zegt Jeannette van de Ven, geitenhouder en portefeuillehouder Gezonde Dieren bij LTO Nederland. ‘Ook niet in de Q-koortsperiode. Er zijn hier in de buurt nauwelijks mensen met klachten en Brabant is een typisch agrarische omgeving. Er zijn ook maar weinig mensen die zeggen dat de veehouderij weg moet. Als LTO-bestuurder hoor ik dat wel en we krijgen veel vragen. Ook over het verband tussen corona en luchtkwaliteit. Het blijkt voor leken heel lastig om VGO en corona-onderzoeken uit elkaar te houden.’

Dat merkt u als epidemioloog vast ook?

‘Ik doe erg mijn best om misverstanden te weerspreken in de media’, verzucht Lidwien Smit, epidemioloog bij Diergeneeskunde en hoofdonderzoeker van het VGO-onderzoek, uitgevoerd onder leiding van het RIVM. ‘Het is bizar wat mensen allemaal bij elkaar gooien, van stikstof tot klimaat tot Q-koorts. Het is voor leken heel moeilijk om te zien wat mogelijk waar is en wat onzin. Wat niet helpt, is dat er bedenkelijke artikelen verschijnen die nog niet zijn gecheckt door collega-onderzoekers. Ook journalisten duiken op alles wat nieuws lijkt. Dat maakt het extra lastig.’ Er zou best een relatie kunnen zijn tussen luchtkwaliteit en corona, erkent zij, maar dan met name via slechte luchtkwaliteit in een gebied. Smit: ‘Mensen hebben daar vaak al meer last van hun longen en zijn daardoor vatbaarder voor een luchtweginfectie. Maar we weten uit wetenschappelijk onderzoek dat dit relatief bescheiden effecten zijn. Het is echt ondenkbaar dat het grote aantal besmettingen in Brabant door luchtvervuiling komt.’ Geitenhouderijen veroorzaken sowieso nauwelijks luchtvervuiling en geiten dragen geen coronavirussen bij zich waar mensen ziek van kunnen worden, weet de epidemioloog. ‘We moeten eerst beter begrijpen hoe het coronavirus zich precies verspreidt. Het is een infectieziekte met lokale uitbraken en het is deels toeval of het zich erg verspreidt of niet. Hoe meer mensen met elkaar in contact zijn, hoe meer het virus om zich heen grijpt.’

Een mooi bijeffect van ons onderzoek is dat veehouders en andere betrokkenen in gesprek gaan over veehouderij en gezondheid

Waar ligt nu de grootste uitdaging?

‘De geitenhouders zijn vooral erg benieuwd of er een oorzakelijk verband is tussen longontsteking en veehouderij. Pas dan kunnen wij stappen gaan zetten’, aldus Van de Ven. ‘Nu zijn we overgeleverd aan de politiek en dat maakt het superlastig. Je hebt geen verweer, maar hebt ook niks in handen om te zeggen dat het volgend jaar beter is.’ Smit: ‘Een mooi bijeffect van VGO is dat het aanzet tot dialoog tussen veehouders en andere betrokkenen over veehouderij en gezondheid. Het is belangrijk dat zij in gesprek zijn met hun omgeving en goed met elkaar in contact staan. Dat scheelt enorm in de maatschappelijke acceptatie. We wonen in Nederland met zeventien miljoen mensen en staan in de samenleving voor grote uitdagingen. Maar ik snap ook dat veehouders willen weten waar ze aan toe zijn. Zolang we niet weten wat precies de oorzaak is van de longontstekingen rond geitenhouderijen, kunnen zij ook geen maatregelen nemen. Wat dat betreft had ik liever gisteren dan morgen antwoorden gehad.’

Geiten in een stal

Vindt u het een mooie bedrijfstak?

‘Ik werk er nog steeds met veel plezier’, zegt Van de Ven. ‘Mijn bestuurlijke start was heel dynamisch, want ik ben in de Q-koortsperiode begonnen. Geitenhouders zijn een leuke groep ondernemers, altijd vuurwerk. Het zijn niet de makkelijkste mensen, maar ze zijn over het algemeen slim en willen ook echt bewegen. Dan heb je als bestuurder eer van je werk. Maar geitenhouders zijn superkritisch, je krijgt hun vertrouwen niet voor niks.’ ‘Dat herken ik helemaal’, zegt Smit. ‘Het is prettig om met mensen te kunnen sparren over de resultaten en richting van het onderzoek. Als wetenschappers hebben wij de wijsheid ook niet in pacht, we kennen de bedrijfstak maar oppervlakkig. We hebben elkaar dus echt nodig. Maar wij zijn wel echt vakmensen en weten goed wat we doen.’ Op de achtergrond mekkeren de geiten dat het tijd is om het interview af te ronden. ‘Jullie raden nooit wat ik nu uit de vriezer ga halen’, grinnikt Van de Ven en toont twee grote bakken via de videoverbinding. ‘Geitenmelkijs! We hebben macadamia-notenijs en yoghurt-kersenijs, gemaakt van onze eigen geitenmelk. Als jullie een keertje in de buurt zijn, dan houden jullie die tegoed.’

Dit is een artikel uit de Vetscience nr. 8, juli 2020

Vetscience