Onderzoek over nieuwe juridische kaders voor sociaal ondernemerschap van interdisciplinair UU team met Elisabetta Manunza en Nathan Meershoek verzonden aan Tweede Kamer

Staatssecretaris Keizer bood recentelijk een door de Universiteit Utrecht uitgevoerd onderzoek naar de wenselijkheid van nieuwe juridische kaders voor sociaal ondernemerschap aan de Tweede Kamer aan. Het onderzoek in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is uitgevoerd door PPRC-onderzoekers Elisabetta Manunza en Nathan Meershoek in samenwerking met Niels Bosma, Harry Hummels, Aikaterini Argyrou, Sjoerd Kamerbeek en Robert Helder. De PPRC-onderzoekers waren betrokken om de mogelijkheden tot stimulering van sociaal ondernemerschap binnen de kaders van het aanbestedingsrecht in kaart te brengen. Bij de toepassing van het aanbestedingsrecht is het gelijkheidsbeginsel van fundamentele waarde. De nadruk van het onderzoek ligt daarom niet op het bevoordelen van bepaalde ondernemers, maar op het stimuleren van sociaal ondernemerschap door als overheid ‘sociaal opdrachtgeverschap’ te vertonen op basis van objectieve criteria.

In het regeerakkoord benadrukt Kabinet Rutte III het belang van passende regels en meer ruimte voor de ontwikkeling van ondernemingen met sociale of maatschappelijke doeleinden. Een van de vragen die in dit kader opkomt, is of het voor de Nederlandse overheid opportuun is een nieuwe rechtsvorm of ander juridisch instrument te ontwikkelen waarmee de status van een organisatie als een op een sociaal of maatschappelijk belang gerichte onderneming wordt erkend, gefaciliteerd en of daar eventueel concrete voordelen aan kunnen worden verbonden. Het onderzoek van de UU verkent de mogelijkheden om via wetgeving en/of beleid sociaal ondernemerschap te stimuleren in het licht van de wens uit het regeerakkoord voor ‘passende regels’ en ‘meer ruimte’. 

In het bijzonder wordt er in het onderzoek aandacht besteed aan het stimuleren van sociaal ondernemerschap in de context van overheidsaanbestedingen. Alhoewel een rechtsvorm niet tot directe voordelen mag leiden voor inschrijvers in een aanbesteding, biedt het aanbestedingsrecht tal van mogelijkheden om ‘sociaal opdrachtgeverschap’ te vertonen.  Het begrip ‘sociaal opdrachtgeverschap’ is door Manunza geïntroduceerd en in de laatste tien jaar uitgewerkt in tal van publicaties waarin ze de mogelijkheden verkent die de overheid tot haar beschikking heeft om aandacht te geven aan solidariteit, duurzaamheid en innovatie bij het plaatsen van overheidsopdrachten. In het onderzoeksrapport bouwen Manunza en Meershoek voort op deze kennis, en specifiek op eerder door PPRC-onderzoekers (Manunza, Lohmann, Bouwman) uitgevoerd onderzoek voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken dat geleid heeft tot het Juridisch Leaflet Maatschappelijk Aanbesteden.

In het onderzoeksrapport wordt de wenselijkheid van nieuwe juridische kaders vanuit verschillende rechtswetenschappelijke terreinen, namelijk het ondernemings- en aanbestedingsrecht, én vanuit economisch perspectief belicht. De focus ligt op het stimuleren van ‘sociaal ondernemerschap’ in brede zin in plaats van het faciliteren van bepaalde sociale ondernemingen. De Staatssecretaris heeft dit rapport aangeboden aan de Tweede Kamer samen met het OECD rapport ‘Boosting Social Entrepreneurship and Social Enterprise Development in the Netherlands’. Uit het onderzoek volgen twee mogelijke opties die het meeste recht doen aan het voornemen van de overheid om passende regels te bieden voor ondernemingen met een sociaal of maatschappelijk doel. De eerste optie is om geen nieuwe rechtsvorm te introduceren, maar de bestaande mogelijkheden, zoals bijvoorbeeld in de context van aanbestedingen, beter te benutten. De tweede optie is het invoeren van een ‘lichte variant’ van de bv-m (bv-maatschappelijk). In het rapport worden ook de mogelijke vervolgstappen voor de overheid om deze opties nader te onderzoeken besproken.

Het gehele rapport en de begeleidende brief van de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer zijn te raadplegen op de website van Rijksoverheid