Konijnenkeutels goed voor plantendiversiteit

In verschillende soorten mest zitten grote verschillen in concentraties voedingsstoffen, schrijven milieuwetenschappers van de Universiteit Utrecht en de Vrije Universiteit Brussel in Nature Scientific Reports. De samenstelling van konijnenmest is bijvoorbeeld flink anders dan van grote grazers. Dit is van invloed op de biodiversiteit van planten, concluderen de onderzoekers.

Het voorjaar is begonnen; het is voor boeren en volkstuinbezitters dus tijd om hun land weer tebemesten. In plaats van kunstmest wordt steeds vaker ruwe mest van grazers gebruikt om de opbrengst van gewassen te vergroten. Maar welke mest is nu het beste; van koeien, van paarden of misschien wel van schapen of konijnen?

Konijnen in Zuid-Kennemerland. Foto: Ruud Maaskant
Konijnen in Zuid-Kennemerland. Foto: Ruud Maaskant

Mest is één pot nat

In het natuurbeheer is sinds lang bekend dat grote grazers een belangrijke rol spelen in de kringlopen van voedingstoffen, zoals stikstof en fosfor, en daarmee ook de groei van planten beïnvloeden. Daarnaast zijn deze grazers vaak selectief in welke plantensoorten ze eten en welke niet, en hebben daarmee een grote invloed op de vegetatiesamenstelling. Dat laatste is relatief goed bekend, maar wat die invloed is op plantengemeenschappen is eigenlijk grotendeels onbekend. Men ziet de rol van mest in natuurgebieden vaak als een pot nat.

Samenstelling verschilt

Uit onderzoek uitgevoerd door de Vrije Universiteit Brussel en het Copernicus Instituut van de Universiteit Utrecht blijkt echter dat de samenstelling van de mest van herbivoren sterk verschilt in de concentraties en verhoudingen van koolstof, stikstof en fosfor. Dit geldt zowel voor de grote aantallen grazers van de Afrikaanse savanne, als voor de herbivoren uit onze streken, zoals hert, wisent, wild zwijn en konijn. Die verschillen tussen herbivoren worden veroorzaakt door de planten die ze eten en door hun verteringssysteem - herkauwers of niet.

Kasexperiment

Nu blijkt dat de mestkwaliteit ook effect heeft op de biodiversiteit aan planten. De onderzoekers verzamelden mest van konijnen, damherten, paarden, koeien en wisenten in het Nationaal Park Zuid-Kennemerland, een natuurreservaat in de duinen bij Haarlem. Deze mest werd gebruikt in een kasexperiment, waarbij telkens een lage of hoge dosis werd toegediend aan potten met daarin dezelfde zes plantensoorten, twee grassoorten, twee vlinderbloemigen en twee andere kruiden.

Door konijnenmest zal rode klaver minder woekeren, waardoor de biodiversiteit stijgt. Beeld: iStock.com/LOJ5407
Door konijnenmest zal rode klaver minder woekeren en is er meer ruimte voor biodiversiteit. Foto via iStock.com/LOJ5407

Overwoekerd door rode klaver

Vooral de plantengemeenschappen die mest van wisenten, koeien en paarden kregen, groeiden flink en werden bij de hoge mestdosis steeds sterker overwoekerd door één van de vlinderbloemigen – rode klaver. Maar bij de konijnenmest was dit veel minder het geval, waardoor de resulterende diversiteit van de plantengemeenschap op het einde van het experiment veel hoger was.

Verhouding stikstof en fosfor

Deze diversiteit was direct gekoppeld aan de verhouding stikstof en fosfor in de mest. Bij mest met relatief weinig stikstof, zoals wisent, koe en paard, ging de rode klaver profiteren van zijn symbiose met stikstofbindende bacteriën waardoor deze plantensoort stikstof uit de lucht kan halen. Bij de konijnenmest met een hogere stikstof-fosforverhouding was hier veel minder sprake van.

Sleutelsoort voor diversiteitsbehoud

De resultaten van dit onderzoek die zijn gepubliceerd in het open access tijdschrift Scientific Reports  maken duidelijk dat het voor de samenstelling van de vegetatie sterk uitmaakt van welke herbivoor de mest afkomstig is. Voor de duinen van Kennemerland onderstreept dit onderzoek het belang van het konijn, een sleutelsoort die niet alleen via zijn graaf- en knaagactiviteiten maar ook via zijn uitwerpselen bijdraagt aan een bio-divers duinlandschap.