Joost Vijselaar in het AD over de Utrechtse 'dolhuisjes'

De Lange Nieuwstraat met de dolhuisjes in 1788. Foto Het Utrechts Archief
De Lange Nieuwstraat met de dolhuisjes in 1788. Foto Het Utrechts Archief

In 1461 kreeg Utrecht een gasthuis voor 'dolle luden': het Willem Arntsz' Gasthuis, opgericht door de gelijknamige rijke burger. In het Algemeen Dagblad sprak prof. dr. Joost Vijselaar, bijzonder hoogleraar Geschiedenis van de Psychiatrie, over de historie van dit gekkenhuis en de manier waarop men destijds met psychiatrische patiënten omging.

Prof. dr. Joost Vijselaar

Het William Arntsz' Gasthuis aan het Sint-Nicolaaskerkhof bestond uit een hoofdgebouw en zes dolhuisjes. Deze werden zorgvuldig vergrendeld, zodat de bewoners ervan niet zouden ontsnappen. In tegenstelling tot nu, werden zij niet behandeld, maar slechts geïsoleerd.

Alleen tijdens Pasen traden de 'dolle luden' in het openbaar: tijdens de kermis werd het huis tegen een geringe entreeprijs opengesteld voor het volk en werden de patiënten in rolkoetsen vertoond. Bezoekers konden de patiënten 'sarren en tarten als wilde dieren in hun kooi'.

Vijselaar vertelde daarover aan het AD: "Deze Dolhuiskermis had een belerende, afschrikwekkende functie, zo van: 'Mensen kijk uit, zorg dat je niet in deze situatie komt.' Bovendien leverde deze kermisattractie geld op: voor het dolhuis was het jarenlang een goede bron van inkomsten." Pas in 1782 kwam er een einde aan de Dolhuiskermis.