‘Bied sport zo laagdrempelig en informeel mogelijk aan’

Voetballend meisje.
Munira 11 jaar, voetbalt bij SVO de Dreef in Overvecht. Fotografie Sandra Stokmans

Als je een chronische ziekte hebt, of opgroeit in een situatie met weinig welvaart, kan het moeilijk zijn om aan te sluiten bij regulier sportaanbod. Maar er zijn veel initiatieven - op buurt- en ziekenhuisniveau - die zorgen dat deze kinderen toch kunnen sporten. In Utrecht onderzoeken Johannes Noordstar en Kathrine van den Bogert hoe dat werkt. ‘Sportparticipatie maakt kinderen in alle opzichten fitter.’

Munira doet een voetbaltrucje met een bal in haar nek.

‘Ze hebben één plek nodig waar ze zich goed en sterk kunnen voelen. Eén veilige haven is genoeg. En dan bloeien ze op.’  Onderzoeker en klinisch gezondheidswetenschapper Johannes Noordstar vertelt enthousiast over hoe het programma WKZ sportief, samen met FC Utrecht en sportacademie Ubuntu Sport, chronisch zieke kinderen aan het sporten krijgt. En wat dat oplevert. 

Ze hebben één plek nodig waar ze zich goed en sterk kunnen voelen. Eén veilige haven is genoeg. En dan bloeien ze op.

Johannes: ‘De vader van een meisje met sikkelcelziekte (een gevaarlijke vorm van erfelijke bloedarmoede, red.) was aanvankelijk enorm bezorgd of het voor haar wel veilig was om te sporten. Met enige terughoudendheid gaf hij toestemming. Minder dan een maand later was diezelfde vader helemaal enthousiast. En na tien weken stapte de dochter over naar drie keer sporten per week. Zo kan ik meer succesverhalen vertellen.’

Ouders

Een meisje is aan het paardrijden.

WKZ sportief heeft al jaren als missie om alle chronisch zieke kinderen aan het sporten te krijgen. Dat heeft allerlei voordelen, weet Johannes. Kinderen die chronisch ziek zijn, zijn sociaal gezien vaak meer geïsoleerd dan hun gezonde leeftijdgenoten. Sport kan kinderen dan sociaal en fysiek weerbaarder en fitter maken. En hoe fitter, hoe meer levensjaren je mag verwachten. Sport heeft ook een positieve invloed op het mentale welzijn. Het zelfvertrouwen, het kunnen omgaan met winnen en verliezen.

‘Veertig procent van alle chronisch zieke kinderen in Nederland doet niets aan sport. Vaak zijn de ouders een belemmerende factor. Niet met opzet, natuurlijk’, zegt Johannes. ‘Maar omdat ze begrijpelijk genoeg bang zijn dat hun kind dat sporten niet aankan. Zo zou je vroeger niet denken dat een kind met sikkelcelziekte aan contactsport kan doen - een blessure kon levensgevaarlijk zijn. Tegenwoordig hebben we de ziekte veel beter onder controle en dat geldt ook voor de omstandigheden waaronder kinderen kunnen sporten.’

Onbeperkte duur

Het proces om het kind in beweging te krijgen, is erg zorgvuldig. Eerst een intake in het WKZ zelf. Daarna volgen de kinderen op het veld naast het stadion van FC Utrecht tien trainingen. Ze krijgen een volledig FC Utrecht-tenue en ze gaan met z’n allen naar een wedstrijd in het stadion. Na die tien trainingen kun je eventueel doorstromen naar een reguliere voetbalclub. Maar als je daar (nog) niet aan toe bent, kun je gewoon - gratis - blijven doortrainen.

‘Wat mooi dat jullie programma niet beperkt is in duur’, zegt Kathrine van den Bogert, antropoloog aan de Universiteit Utrecht. ‘Ik zie in mijn onderzoek ook hoe belangrijk het is dat je sport zo laagdrempelig en informeel mogelijk aanbiedt.’    

Buiten clubverband

Voetballend meisje

Na een periode waarin ze in de Schilderswijk in Den Haag onderzocht hoe meiden met een migratie- en moslimachtergrond zelf hun voetbaltrainingen en -wedstrijden organiseerden, richt Kathrine zich nu op sportparticipatie bij voetbalclub SVO De Dreef in Utrecht Overvecht. Het is een initiatief waar FC Utrecht ook bij betrokken is. 

‘Er is lang gedacht dat moslimmeiden te weinig sporten en dus niet goed integreren. Maar als je beter kijkt, dan zie je dat deze groep wel sport, maar dat doet buiten clubverband. Ze doen het informeel. In Den Haag organiseerden die meiden zelf doordeweekse trainingen en hadden ze elke zondag een grote zaal in de wijk waar ze hun eigen voetbalcompetitie konden spelen. Daar deden 100 tot 150 meiden aan mee.’

Bij De Dreef in Utrecht is maar een derde van de leden officieel geregistreerd als KNVB-lid. De andere voetballers doen niet mee in de officiële competitie. Die spelen onderling potjes, vertelt Kathrine. ‘Dat zijn bijvoorbeeld jongeren met gescheiden ouders, die veel op verschillende plekken wonen, waardoor het lastig is om mee te doen aan reguliere competities. Of er zijn geldzorgen of praktische belemmeringen zoals vervoer, waardoor ze niet volledig lid kunnen zijn. Maar met dit informele lidmaatschap kunnen ze toch meedoen.’

Er is lang gedacht dat moslimmeiden te weinig sporten en dus niet goed integreren. Maar als je beter kijkt, dan zie je dat deze groep wel sport. Ze doen het informeel.

Jongens die aan het voetballen zijn.

Kathrine en Johannes spreken hun waardering uit voor FC Utrecht en hoe de club zich in veel sociaalmaatschappelijke projecten inspant. Johannes: ‘Wij werken al jaren met hen samen en dat gaat heel goed.’ Kathrine beaamt de grote inzet van de club. ‘Bij De Dreef ging het op een gegeven moment over het aanstellen van een coach. Dan merk je bij FC Utrecht dat ze heel gedreven zijn om vanuit hun expertise kwalitatief goede trainingen aan te bieden. Dat is natuurlijk belangrijk, maar het is ook belangrijk dat De Dreef iemand aanstelt die goed is in het verbindingen leggen en die herkenbaar is voor de doelgroep. Daar moeten ze het dan even goed met elkaar over hebben. Dergelijke initiatieven werken alleen als ze samen met de doelgroep ontwikkeld worden. Er is geen one size fits all.