Naar een duurzame productie van palmolie: de rol van kleine boerenbedrijven in Indonesië

“Palmolie niet categorisch verketteren”

Palmolie is een veelgebruikte maar niet onomstreden grondstof die zijn toepassing vindt in levensmiddelen, verzorgingsproducten en biobrandstof. Kritiek op het verbouwen van oliepalmen komt onder andere van natuurbeschermingsorganisaties, die wijzen op de ontbossing die gepaard gaat met de komst van oliepalmplantages. Maar palmolie per definitie in de ban doen is het kind met het badwater weggooien, waarschuwt ontwikkelingsgeograaf Idsert Jelsma. “Palmolie is niet alleen een belangrijk exportproduct voor Indonesië maar voorziet ook miljoenen mensen op het platteland van werk en inkomen. Ook komt er van oliepalmen per hectare veel meer olie dan van welk ander gewas dan ook, hoeft er dus minder land gebruikt te worden en blijft er daarmee meer ruimte voor onder andere bos. Wanneer oliepalmen op de juiste locaties en op de juiste manier verbouwd worden kunnen ze een belangrijke bijdrage leveren aan natuurbehoud en plattelandsontwikkeling.”

Jelsma is in de eerste plaats geïnteresseerd in de rol van kleinschalige landbouw en onderzocht hoe je die kunt verduurzamen. Met honderdduizenden boeren die samen ongeveer zes miljoen hectare oliepalm verbouwen is het duidelijk dat er een behoorlijke diversiteit is onder boeren en de landschappen waarin zij opereren. Om kleinschalige producenten efficiënt te ondersteunen is het nodig om die diversiteit onder boeren en landschappen te erkennen, betoogt Jelsma.

Verschillende benaderingen

In zijn onderzoek identificeert en kwantificeert Jelsma twee verschillende oliepalmlandschappen met in totaal zeven typen oliepalmboeren, variërend van kleine lokale boeren met één of twee hectare in relatief dichtbevolkte gebieden, tot grote boeren met soms meer dan honderd hectares in dunbevolkte veengebieden waar ontbossing veel recentelijker plaatsgevonden heeft. ”Kleinere boeren hebben vaak beperkte toegang tot productiemiddelen en kennis. Training van deze boeren en toegang tot financiering kan deze boeren helpen. Grotere boeren daarentegen hebben meer kapitaal, werken zelden zelf op hun land en hebben vaker een voltijds andere baan, en zijn vaker te vinden in gebieden waar ze niet legaal mogen boeren. Deze boeren moeten dus op een andere manier benaderd worden. Kleinschalige landbouw kan bijdragen aan rurale ontwikkeling, maar behalve een behoorlijke verscheidenheid onder boeren is het ook duidelijk dat duurzaamheid en kleinschaligheid niet altijd samengaan. Want terwijl veel boeren met de nodige ondersteuning duurzamer kunnen produceren, is het ook zo dat productie van boeren in of nabij natuurgebieden geweigerd moet worden om de sector te verduurzamen.”

Kleinschalig en toch efficiënt

Doordat duurzaamheid vaak gekoppeld wordt aan beter landgebruik en dure certificering, lopen kleine boeren steeds meer risico om gemarginaliseerd te worden. Dat kleine boeren minder efficiënt zijn is echter niet per definitie zo, stelt Jelsma. ”In West-Sumatra bijvoorbeeld hebben 2,400 goed georganiseerde boeren meer dan 25 jaar lang veel hogere oogsten behaald dan de naastgelegen grootschalige plantage of individuele boeren.’. Als je er in slaagt de samenwerking tussen kleine boeren beter te organiseren, kunnen zij wel degelijk efficiënt produceren en dragen zij meer bij aan plattelandsontwikkeling dan de grote bedrijven. Deze georganiseerde boeren hebben in het verleden behoorlijke technische, financiële en organisatorische ondersteuning gekregen door overheid en ontwikkelingsorganisaties. 

Niet verketteren

Het is duidelijk dat oliepalm een controversieel gewas is en er veel verbeterpunten zijn. De enorme expansie van kleinschalige palmolieproductie heeft echter grotendeels plaats gevonden zonder ondersteuning voor boeren. Wanneer de overheid of andere organisaties willen dat de sector duurzamer wordt, dan moet er ook behoorlijk in deze sector geïnvesteerd worden. “Laten we dus daaraan werken in plaats van palmolie categorisch te verketteren.”

Op vrijdag 30 augustus promoveerde Jelsma aan de Universiteit Utrecht op dit onderwerp.