Pioniers van de echografie
Hoe is het nu met? | Klaas Bom en Cor Hennis
Een unieke samenwerking tussen een ingenieur en een dierenarts leidde in de jaren ’70 van de vorige eeuw tot de ontwikkeling van een draagbaar echoapparaat: een onmisbare technologie die niet meer is weg te denken uit de moderne diergeneeskunde. Hoe kwam deze ontwikkeling tot stand?
Nicolaas (Klaas) Bom stond aan het eind van de jaren ’50 na het eindexamen hbs voor een moeilijke keuze. Het was duidelijk dat hij óf arts, óf ingenieur in de richting van elektrotechniek wilde worden. Hij gooide een muntje op: het werd ingenieur. Na zijn studie aan de technische universiteit in Delft ging hij in dienst. Hij werd bij de marine in Italië gestationeerd op de NAVO-basis ‘Arsenale Militare Marittimo di La Spezia’: een prestigieuze marinebasis aan de Middellandse Zee. Op deze plek kreeg Klaas als dienstplichtige de kans om met, voor die tijd, geavanceerde (militaire) apparatuur onderzoek te doen naar mogelijke toepassingen van ultrageluidtechnologie.
Handzaam formaat
Hoewel de Italiaanse apparatuur een groot formaat had, zag Klaas mogelijkheden tot verkleining. Hij zag dat de militaire echoapparatuur niet geschikt was voor medische doeleinden, maar dat de technologie met de nodige aanpassingen wel in dat veld gebruikt zou kunnen worden. Voordat hij verder mocht werken aan de ontwikkeling ervan, moest zijn plan eerst door zijn leidinggevenden worden goedgekeurd. Hij diende een verzoek in om te onderzoeken hoe de omvang van het apparaat tot een handzame en voor medische doeleinden bruikbare vorm kon worden teruggebracht. Ondanks een sceptische reactie van de Italiaanse generaal, kreeg hij toestemming en kon Klaas zijn eerste werkende prototype ontwikkelen.
Zes jaar nadat hij in Italië begon, keek Klaas steeds meer naar mogelijkheden om de techniek toe te passen in de geneeskunde, zijn andere interessegebied. Rond die tijd startte de medische faculteit bij het Erasmus Medisch Centrum (toen nog: het Dijkzigt Ziekenhuis) in Rotterdam en ontmoette hij professor Paul Hugenholtz: die was opgezadeld met de taak om het nieuwe Thorax Centrum op te zetten. Klaas en Paul deelden hun passie voor wat ze ‘echocardiografie’ noemden, maar ook hier was het een uitdaging om hun omgeving van de techniek te overtuigen. Ze kregen uiteindelijk vier technici toegewezen voor een periode van twee jaar, claimden een kamer binnen het centrum, plakten een bordje met ‘Echocardiologie’ op de deur en gingen aan de slag. Uiteindelijk groeide de afdeling uit tot een specialiteit van het centrum.
Klaas verfijnde de techniek steeds verder, waardoor het mogelijk werd om draagbare apparatuur te ontwikkelen voor de toepassing van echografie bij mensen. Eerst op de afdeling cardiologie maar ook voor onderzoek van de buik, zoals bijvoorbeeld de baarmoeder tijdens een zwangerschap.
Obstakels overwinnen
Ondertussen timmerde Cor Hennis hard aan de weg als dierenarts in Friesland en had een speciale belangstelling voor de begeleiding van fokmerries. Klaas en Cor kenden elkaar al van de hbs en in 1963 trouwde Cor met de zus van Klaas. Omdat er bij het onderzoek van Klaas in het Dijkzigt ziekenhuis in Rotterdam ook wel eens met dieren werd gewerkt, kwamen hun interesses bij elkaar. Samen besloten ze te kijken welke mogelijkheden de apparatuur van Klaas zou kunnen bieden in de diergeneeskunde. Voordat het zover was, moesten ze nog wel een aantal obstakels overwinnen. Klaas kon zijn medische apparatuur misschien wel aanpassen voor diergeneeskundig gebruik, en Cor stond open voor een werkwijze waarbij met behulp van geluidsgolven anatomische structuren in beeld gebracht konden worden voor diagnostische doeleinden.
Draagbare echoscan
Klaas ging stug verder met zijn onderzoek en bleef de apparatuur verbeteren. Ondertussen had Cor zich als dierenarts toegelegd op de begeleiding van fokmerries. Om zijn ‘voeltechniek’ te verfijnen, deed bij maar liefst honderdvijftig merries inwendig onderzoek. De ervaring die hij daarmee opdeed, gebruikte hij later om de beelden die met de echoapparatuur gemaakt werden, te interpreteren.
De draagbare echoapparatuur bleek een uitkomst te zijn voor paardendierenartsen
Vanaf het begin van de jaren ’90 kwamen de ontwikkeling en implementatie van de echografie in de diergeneeskunde in een stroomversnelling. De draagbare echoapparatuur bleek een uitkomst te zijn voor paardendierenartsen die voorheen uitsluitend van het ‘opvoelen’ van een merrie afhankelijk waren: dankzij echografie werd het mogelijk om op een systematische manier een volledig tweedimensionaal beeld te creëren van de eierstokken, de uterus en een mogelijke dracht.
Testen in de praktijk
Cor Hennis (links) kijkt of de inwendige echo goed wordt doorgegeven op het scherm van de echoscan
Prototype van de echoscan
Medewerkers van Pie Data (nu Pie Medical Imaging) met een prototype van de echoscan
Lezingen op de faculteit
Nadat de draagbare echoscan haar nut had bewezen in de praktijk, werd Cor gevraagd of hij op dit onderwerp zou willen promoveren. Vanwege de drukte in zijn Friese dierenartsenpraktijk en het feit dat hij naast zijn werk als dierenarts al verschillende nevenfuncties bekleedde, koos hij ervoor dit niet te doen. Wel gaf Cor op de faculteit destijds lezingen over de werking en toepassing van de scan bij het gynaecologisch onderzoek van een merrie en het interpreteren van de beelden. Hij speelde vervolgens in zijn verdere loopbaan als dierenarts, onder veel collega’s in Friesland ook wel bekend als ‘The Scanman’, een hoofdrol in de toepassing van de echografie bij het vruchtbaarheidsonderzoek bij paarden.
Vandaag de dag is echografie niet meer weg te denken uit de diergeneeskundige diagnostiek, zowel bij paarden als gezelschapsdieren. Cor (85 jaar) en Klaas (84 jaar) genieten van hun pensioen in Garijp en Bergambacht.
Tekst en foto's: Jelle Boontje
Archiefbeeld: familie Hennis