n een situatie van afnemende biodiversiteit en onomkeerbare milieuverandering is het begrijpen en behouden van het plantenleven cruciaal. We worden geconfronteerd met het fenomeen van het 'shifting baseline syndrome' als opeenvolgende generaties het zicht verliezen op de vroegere rijkdom aan biodiversiteit, en hun perceptie van de rijkdom van de natuur baseren op aannames op die baseline van geringe kennis van de diversiteit. De 'vergeten' baselines van historische, rijke ecosystemen zijn gedocumenteerd in eeuwenoude botanische verslagen.
Door de recente digitalisering van de "Flora Batava" - een naslagwerk gebaseerd op botanisch onderzoek uit de 18e tot 20e eeuw, is middel om historische biodiversiteitsgegevens te achterhalen en zo een beter en historisch geïnformeerd begrip te krijgen van biodiversiteit. Het project beoogt de onderlinge evolutie van de botanie en de samenleving te verkennen, waarbij het licht werpt op maatschappelijke trends zoals de rol van vrouwen in de botanie, veranderende sentimenten ten opzichte van planten in Nederland, en de impact van gebeurtenissen zoals landontginning. Zie: https://historical-citizen-botany.github.io/website/index.html
Het ministerie van OCW kende Micha Hamel, Johan Sonnenschein en Els Stronks een subsidie toe om met docenten Nederlands, de leerlingbelangenvereniging voorgezet speciaal onderwijs (LBVSO) en medewerkers van de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) het komende jaar SchrijfLab.nl (http://schrijflab.nl) uit te bouwen met schrijfonderwijs voor het Voortgezet Special Onderwijs (vso), cluster 4.
Dat betekent dat we schrijfonderwijs gaan ontwerpen en testen dat rekening houdt met neurodivergentie (bijvoorbeeld leerlingen met ASS, autismespectrumstoornissen en ADHD). Hoewel de huidige vso-methoden – voor praktijkonderwijs, BBL, KBL, GL, TL, havo, vwo – in verschillende mate wel aandacht schenken aan schrijfonderwijs, hebben ze niet wat SchrijfLab.nl aan het vo-onderwijs beoogt te brengen: schrijfonderwijs geïnspireerd op leesonderwijs en kunstonderwijs dat leerlingen helpt hun gedachten en gevoelens beter, verfijnder en gloedvoller te uiten. Juist voor leerlingen die extra ondersteuning in het leven nodig hebben, kan schrijfonderwijs essentieel zijn.
We zien dit schrijfonderwijs als belangrijke stap in de richting van een perspectiefwisseling die is bepleit door de LKCA (Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst): we moeten als het om vso gaat, de stap maken van een medisch naar sociaal perspectief. Het uitgangspunt van het medische model is dat een beperking een medisch probleem is van een individu dat in essentie gecorrigeerd, hersteld, of genezen dient te worden. Het sociale model verlegt de focus: het gaat niet langer om een geest of lichaam dat gecorrigeerd dient te worden, maar om de wijze waarop de maatschappij mensen actief binnen- of buitensluit van deelname. Willen we een inclusief systeem, dan past de leerling zich niet aan het cultuureducatieve systeem aan (medisch model), maar past
het systeem zich actief aan de leerling aan. Hoe, dat gaan we het komende jaar in een aantal ontwerp- en testcycli met leerlingen en docenten onderzoeken.
Nederlandse leerlingen (4-18) begrijpen steeds minder goed wat ze lezen - wat ze als volwassen burgers opbreekt. Daarbij groeit de kloof tussen goede en slechte lezers. Dit project onderzoekt hoe dit op te lossen met leesonderwijs dat leesgedrag, leesvaardigheid en belezenheid als leerdoelen heeft, en daarbij problemen en kansen van online leesgedrag incorporeert. Een brede groep wetenschappelijke experts en belanghebbenden in het werkveld co-ontwikkelen een conceptueel model, pedagogisch-didactisch raamwerk en monitor om onderwijsvormen en - materialen te ontwerpen en testen. Welk al dan niet digitaal ondersteund leesonderwijs helpt docenten en leerlingen - speciaal leerlingen met leesachterstanden? We implementeren de resultaten in scholen, methoden, lerarenopleidingen en beleid.
http://LeesEvolutie.nl
With Henk Aarts and Hans Marien (both Social and Behavioural Sciences), and Mehdi Dastani and Marijn Schraagen (Information and Computing Sciences); the aim of this project is to design and develop AI tools for detecting and preventing low literacy in Dutch children, and for providing adequate and personalized support for improving literacy (with the Foundation for Open Speech Technology, Fontys University of Applied Sciences, Royal Library, Stichting Lezen, and other potential partners.
Samen met de Universiteiten van Antwerpen en Nijmegen wordt een onderwijsnetwerk opgericht dat tot doel heeft met middelbare schooldocenten een Olympiade Nederlands te organiseren voor alle leerlingen tussen 15 - 18 jaar in Nederland en Vlaanderen. Zie: https://www.olympiadenederlands.org/
De enorme productie van schilderijen, boeken, zilverwerk, muziek en keramiek uit de Gouden Eeuw van de Republiek fascineert jaarlijks miljoenen museumbezoekers. Maar we weten niet hoe deze explosie van creativiteit tot stand kwam. Welke rol speelde daarbij de dynamiek tussen de verschillende creatieve industrieën, en het koopgedrag van toenmalige consumenten? In de ‘Golden Agents’ Research Infrastructure gaan zogenaamde computer agents zowel bestaande als nieuwe datasets met gegevens over de creatieve productie en consumptie verbinden om interdisciplinair onderzoek naar dit raadsel mogelijk te maken. Ziehttps://www.goldenagents.org/
The aim of this infrastructure project is to create the first set of deep neural language models pre-trained on historical textual material (Dutch and English) from different time periods. This semantic encoding infrastructure, or ‘MacBERTh’ , will serve as an invaluable SSH research tool that enables new ways of analysing historical text: by making the underlying meaning of words, phrases and abstract sentence patterns accessible, searchable, and analysable in a bottom-up, data-driven way, the offered infrastructure will allow researchers from the present to uncover and draw connections between concepts and ideas from the past.
The technology underlying this infrastructure is based on a crucial insight from distributional semantics, which states that the linguistic context in which words and phrases appear provides a good approximation of their meaning. Based on this idea, a number of powerful computational models have been developed to create detailed, compressed linguistic representations when trained on large bodies of text. These representations have already proven to be crucial in addressing various challenges in computational linguistics (NLP/NLU) and related disciplines. Yet, these models have not yet been exploited to study meaning representation in historical language. This gap will be filled by ‘MacBERTh’
In this project we will organize forms of shared reading within the Utrecht University, and monitor and evaluate their effectiveness, specifically with regards to (1) inclusion, (2) belonging to UU community, and (3) reading motivation. We will conduct (online/app) surveys, participant observation and qualitative interviews. Project leader; dr. Agnes Andeweg. project website: http://www.uu.nl/onebook, en https://youtu.be/j5IfBZk_gKE
We maken 4 online masterclasses met taalbazen (acteur, journalist, schrijver, dichter) en onderzoeken na publicati evan die masterclassen het effect van talige rolmodellen voor jongeren tussen 12 en 18: http://taalbaas.nu
Het door OCW gesubsidieerde project SchrijfLab.nl wordt gecoördineerd door dichter /onderzoeker Micha Hamel en prof. dr. Els Stronks. Met behulp van OCW-subsidie werken zij tussen 2020-2023 aan de uitbouw van de bestaande site voor online schrijfonderwijs (http://schrijfakademie.nl), met hulp van alle universitaire opleidingen Nederlandse taal en cultuur, docenten in het voortgezet onderwijs, schrijfdocenten, schrijvers, uitgeverijen en schrijversorganisaties. Zie: http://schrijflab.nl
In de zomer van 2020 koppelen we schrijvers, dichters, journalisten, acteurs en jongeren tussen de 12-18 online aan elkaar, om te zien of sessies met de 'taalbazen' de jongeren vooruit helpen met lezen, schrijven en spreken van Nederlands.
CLARIAH PLUS, het Common Lab Research Infrastructure for the Arts and Humanities ontwikkelt een nationale digitale onderzoeksinfrastructuur ten behoeve van de geesteswetenschappen en sociale wetenschappen. CLARIAH PLUS richt zich met name op infrastructuur voor disciplines die teksten op de inhoud bestuderen (zoals letterkunde, geschiedenis, maar ook filosofie en theologie).
Dit project beoogt duurzame expertise-ontwikkeling tussen de Universiteit Utrecht/Antwerpen, de Stichting Leerplan Ontwikkeling en het Meertens Instituut als kennisinstellingen en Dyzlofilm. We zoeken innovatie in valorisatie door een ontwerp te maken én testen voor een mini-documentaire over wetenschappelijk onderzoek naar het auteurschap van het "Wilhelmus".
Het ontwerp van de mini-documentaire moet zodanig zijn dat het middelbare scholieren engageert met het "Wilhelmus” als vitaal Nederlands erfgoed. In politieke discussies speelt het "Wilhelmus" momenteel een grote rol: het is symbool van voor jongeren verplichte kennis over de Nederlandse natie. Het ontwerp van de mini-documentaire moet inzichtelijk maken dat 1) wetenschap steeds nieuwe kennis produceert en toetst, en 2) nationalisme al eeuwenlang een weerbarstiger iets is.
Het ontwerp maken we in een workshop waarin we recente, middels state-of-the-art computationele technieken verworven inzichten over de auteur van het "Wilhelmus" aan een stresstest onderwerpen. Een interdisciplinaire groep van computerlinguïsten, (kerk)historici, letterkundigen verbindt hun data, en toetst de hypothese dat de Vlaamse predikant Datheen de auteur van het ‘Wilhelmus’ was. Als dat klopt, schreef een Vlaming het Nederlandse volkslied, nabij de Duitse stad Heidelberg, op een Franse melodie. Dit is voer voor discussies over burgerschap in de klas. Dyzlofilm, SLO en docenten dragen aan het ontwerp bij door te onderzoeken hoe wetenschappelijke waarheidsvinding te verbeelden en klassikale discussies over nationalisme te voeden met creatief mediagebruik.
Vervolgens testen we het ontwerp, en vergroten zodoende als samenwerkingspartners onze expertise over innovatieve valorisatie, om die in de toekomst nog verder uit te bouwen. Zie https://howtowilhelmus.nl/
LitLab is een al bestaand digitaal laboratorium voor onderzoek naar Nederlandse literatuur (http://litlab.nl). LitLab bestaat uit een groeiend aantal proeven die leerlingen vrijwel geheel zelfstandig kunnen uitvoeren. Dit project beoogt een verhelderende en inspirerende instructievideo te maken voor LitLab. Om de video op gebruikersbehoeften af te stemmen, wordt deze gemaakt samen met door LitLab geënthousiasmeerde leerlingen en docenten die bij ons al LitLab-workshops volgden.
LitLab is een digitaal laboratorium voor literatuuronderwijs op middelbare scholen, http://litlab.nl. Het bevat momenteel 'proeven' (lessen) en een handleiding voor het schrijven van profielwerkstukken over Nederlandse literatuur. In aanbouw is materiaal voor leesclubs, en proeven die voor de internationale neerlandistiek interessant zijn. Zie: http://litlab.nl
Met deze NWO KIEM-aanvraag (Creatieve Industrie – Kennis Innovatie Mapping) gaan Louis Grijp, Camerata Trajectina, Els Stronks en de muziekdistributiemaatschappij New Arts International alle 900 opnamen van middelnederlandse en vroegmoderne liederen die Camerata Trajectina de afgelopen veertig jaar maakte koppelen aan de Liederenbank.
De markt voor de cd’s – waarop de opnames oorspronkelijk zijn verschenen – is aan het krimpen. In de drukbezochte Liederenbank (www.liederenbank.nl) kunnen de nog steeds waardevolle opnames worden afgespeeld, aangeschaft en voor een nieuw publiek ontsloten worden. Middelbare scholieren kunnen de Liederenbank bijvoorbeeld gebruiken als er werkstukken moeten worden geschreven: Camerata's herinterpretaties van liederen over de
Tachtigjarige Oorlog, de VOC, van Bredero en Hooft, enz. lenen zich uitstekend voor educatieve doeleinden, en de koppeling met de muziekopnames zal gebruikt worden om die educatieve functie te versterken.
Op zondagmiddag 30 november zal het resultaat worden gepresenteerd tijdens het jubileumconcert van Camerata Trajectina in de Utrechtse Geertekerk. Tevens komt er een bijeenkomst voor andere muziekgroepen en -maatschappijen om te zien of het model van koppeling van muziekopnamen aan onderzoeksdatabases verder kan worden uitgebouwd en toegepast.
Modern research into Dutch literary culture of the past and the present requires a transnational approach. CODL (2012-2015) will help to create favourable conditions for this approach. The pilot Beatrijs Internationaal (2009-2011) has created a dynamics of cooperation and exchange in the increasingly international field of Dutch Studies. With a new project we want to seize this momentum in order to set up a large scale European research project, to be executed within an international research network. This new project will deal with the question how literary texts from a relatively small language area, such as that of Dutch, circulate internationally in different periods. At the same time it will look at the possibilities and difficulties of research on international cultural transfer.
A number of participants will be involved in CODL on an individual or institutional basis, many of whom have taken actively part in Beatrijs Internationaal. I am one of the participants in the Netherlands.
This workshop explores the dynamics between the production of national literatures and the globalizing of cultures and identities. Our aim is to make an important new contribution to a rapidly growing field by opting for a longitudinal approach (presenting Dutch-language literature as a case study. The national literature of the Netherlands but also the literature written by Dutch-speaking authors in Belgium, Suriname and (up to the early 20 century) South Africa is not particularly well known internationally, but selected authors are. Some of them owe their success mainly to extra-literary circumstances (e.g. Ruusbroec, Van Gogh, Anne Frank, Hirsi Ali), others to the efforts and impact of powerful intermediary countries and institutions (e.g. Nooteboom's international success through Germany) or to the fact that they wrote in the international linga franca of their time (Grotius, Spinoza). What are the challenges and opportunities facing writers from a minor literature on the international field? Selected papers will appear in a special issue of the Open Access Journal of Dutch Literature.
This collaborative project offers a virtual research environment (www.annotatedbooksonline.com) and publication platform for a young and growing field in cultural history: the study of early modern reading practices. Partners are Paul Dijstelberge (Amsterdam), Arnthony Grafton (Princeton), Lisa Jardine, Jürgen Pieters (Gent), Bill Sherman (York), Els Stronks (Utrecht) and Garrelt Verhoeven (Amsterdam).
Proceeding from the idea that reading constitutes a crucial form of intellectual exchange, the collaborators will collect and enhance evidence of how readers used their books to build knowledge and assimilate ideas. This is especially pertinent since the early modern period, just like the twenty-first century, saw the revolutionary rise of a new medium of communication which helped shape cultural formation and intellectual freedom. Although widely recognized as a promising approach with important theoretical implications, currently the study of reading practices still largely depends on individual researchers, whose work is seriously hampered by the limited access to an inherently fragmented body of material. The proposed collaboratory will connect scholarly expertise and provide added value to digital sources through user-generated content (e.g. explanatory material or fuller scholarly syntheses) in an electronic environment specifically designed for research and teaching purposes. It will offer, in short, an academic Wikipedia for the history of reading and the circulation of ideas. The project will create a transnational platform that enables scholars to (1) view, connect and study annotated books and readers' notes, (2) offer training to students and young researchers in handling readers' traces, and (3) make results freely accessible for teaching purposes, as well as for broader general interest by means of exhibitions, digital presentations and general publications. In order to expand this structural network, the principal partners in the collaboratory will prepare an application for a Marie Curie Initial Training Network.
De Dutch Song Database (DSD) is een database met metadata van 140.000 liederen en de 15.000 bronnen waar zij uitkomen (liedboeken, liedbladen, pamfletten etc.). De database is over een periode van 25 jaar gebouwd, en met veel verschillende middelen opgebouwd en ingericht. Dit project is erop gericht deze metadata binnen de database te standaardiseren, en deze standaardiseren internationaal te adverteren, te beginnen als CLARIN-EU Search&Develop’s Multimedia/Multimodal Demonstrator
In de zeventiende en achttiende eeuw was in de nog jonge Nederlandse staat de vorming van de eigen religieuze identiteit een heikel punt. Gereformeerden, doopsgezinden, remonstranten en rooms-katholieken probeerden samen te leven in ‘vreedzame coëxistentie’. In deze monografie wordt de geschiedenis van het religieuze embleem in de Republiek geschetst met als doel te laten het proces van identiteitsvorming zichtbaar te maken. In religieuze emblemen manifesteerden zich de conflicten en discussies zeer duidelijk. De combinatie van woord en beeld waaruit elk embleem is opgebouwd, riep in de overwegend protestantse Republiek aanvankelijk veel weerstand op, omdat religieus beeldgebruik sinds de Beeldenstorm zeer problematisch was, en het religieuze embleem dankzij de jezuïtische emblematiek uit Zuid-Nederland een rooms-katholieke connotatie had. Dichters probeerden tot 1680 op verschillende manieren ideologische bezwaren te omzeilen om het beproefde en zeer gewaardeerde concept van een 'praatje bij een plaatje' toch voor de profilering van het eigen geloof in te kunnen zetten. Pas na 1680 werd het religieuze embleem in de Republiek een geaccepteerd fenomeen. Aan de enorme populariteit van Jan Luyken en het ontstaan van een enorme variëteit aan protestantse religieuze emblemen aan het eind van de achttiende eeuw kan afgelezen worden dat het onderscheid tussen de confessies daarna in de achttiende eeuw steeds verder vervaagde.
Met prof. dr. L.P. Grijp, dr. D. van der Poel, dr. R. van Stipriaan, drs. M. de Bruin en dr. A. Leerintveld beogen we vanaf 2009 te werken aan de creatie van een grote, volledig doorzoekbare database met 10.000 Nederlandse liedteksten. In de DSOL zal werk van de Nederlandse Liederenbank (NLB) en de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL) worden geïntegreerd en uitgebouwd. De grote hoeveelheid metadata die de NLB nu al biedt wordt gecombineerd met transcripties van liedteksten. Er zal contextuele informatie worden toegevoegd, en ook zullen scans van de originelen worden opgenomen. Het geheel zal als goed doorzoekbare database op het Internet beschikbaar worden gesteld. De aanvragers van dit project beogen de database gedurende de looptijd van het project zelf benutten, en verbeteren door onderzoek te doen naar de manier waarop in de liedcultuur identiteitsvormingsprocessen hebben plaatsgevonden, tussen middeleeuwen en de 19e eeuw. Onze centrale hypothese is dat liedteksten een belangrijke rol hebben gespeeld in de vorming van religieuze en profane groeperingen, en dat die rol te reconstrueren valt door patronen van ontlening, hergebruik en opvoering te traceren. Over de technische aspecten van het project (toepassing van digitalisering in dergelijke onderzoek) zullen naar verwachting ook publicaties verschijnen.
De laatste jaren is er in het internationale onderzoek (mede onder invloed van de bloei van een op moderne leest geschoeide 'jezuïtologie' (specialisten hebben het over 'le désenclavement des jésuites')) in brede zin sprake van een groeiende belangstelling voor de religieuze emblematiek en voor het religieuze liefdesembleem in het bijzonder. Een van de meest toonaangevende bundels in dit opzicht is ongetwijfeld de Neo-Latijnse bundel Pia desideria van de Jezuïet Herman Hugo te Antwerpen. Deze bundel zou met uiteindelijk 49 herdrukken en 90 bewerkingen in diverse Europese talen in belangrijke mate het karakter van het religieuze liefdesembleem in Europa bepalen.
Met het bestuderen van de bewerkingen van Hugo's Pia desideria in landen als Engeland, Frankrijk en Duitsland werd in het embleemonderzoek reeds een aanvang gemaakt en hierover zijn reeds diverse publicaties beschikbaar, maar vreemd genoeg is een doorgedreven onderzoek naar het functioneren van Hugo's Pia desideria in de omgeving waar de bundel ontstond en waar deze ook zijn eerste successen kende - de Nederlanden dus - tot op heden uitgebleven. Tegelijk moet men vaststellen dat een deugdelijke editie van de Pia desideria ontbreekt. Het voorliggende project wil hier verandering in brengen en beoogt naast een adequate editie van de Pia desideria een doorgedreven onderzoek naar Hugo's Pia desideria in de Nederlanden vanuit functionalistisch perspectief: niet alleen de bundel zelf, maar zeer zeker ook de werking en de uitstraling ervan in de Nederlanden staan centraal. Vanuit deze optiek wil dit onderzoek uiteindelijk ook de eigen bevindingen kritisch toetsen aan en inbedden in de onderzoeksinzichten van anderstalige bewerkingen of uitgaven van de Pia desideria in andere Europese landen, deze doorlichten en waar nodig bijstellen, en een stevige basis bieden voor verder en meer diepgaand onderzoek op dit vlak.
Een eerste luik van het onderzoek bestaat er dan ook in om na te gaan hoe Hugo's embleembundel in Zuid-Nederland te situeren binnen bredere strategieën van het contrareformatorisch culturele offensief. Bijzonder belangrijk in dit opzicht is de wijze waarop nagenoeg gelijktijdig van een zelfde oeuvre niet alleen Latijnse maar ook anderstalige en Nederlandstalige versies werden uitgebracht. Het gaat daarbij niet alleen om vertalingen maar om heuse en op specifieke doelpublieken gerichte bewerkingen en herwerkingen. Duidelijk is dat daarbij niet alleen de Neo-Latijnse versie van de Pia desideria, maar ook de anderstalige vertalingen en bewerkingen in dit opzicht hun eigen functie hadden. In 1629 verscheen in Antwerpen van de Latijnse Pia desideria de (nog niet bestudeerde) Nederlandse vertaling/bewerking van de hand van Justus de Harduwijn, onder de titel Goddelycke wenschen, een bundel die net als de Pia desideria in de eerste plaats was bedoeld om het contrareformatorische offensief in de Zuidelijke Nederlanden te ondersteunen maar die ook in de Noordelijke Nederlanden invloedrijk bleek te zijn. Op een soortgelijke wijze werd de groots opgezette en op zelfpresentatie gerichte eeuwfeestbundel Imago primi saeculi Societatis Jesu a Provincia Flandria-Belgica (1640) zowel in een Neo-Latijnse als in een Nederlandse versie/bewerking uitgebracht, en zo was er ook de Neo-Latijnse en Nederlandse versies van Antonius a Burgundia's Linguae vitia et remedia - stuk voor stuk bundels die vanuit een soortgelijke offensieve publicatiestrategie werden geproduceerd. In een tweede luik wil dit onderzoek bepalen hoe de Pia desideria, al dan niet via vertalingen en/of bewerkingen, de religieuze emblematiek in de protestantiserende Noordelijke Nederlanden heeft gestuurd. Daarbij zal de werking van de bundel voor zowel de protestantse als de contrareformatorische religieuze emblematiek in het Noorden worden bestudeerd. Uit eerdere, zij het weinig systematisch opgezette studies is immers gebleken dat de Pia desideria in beide tradities sporen heeft nagelaten. De Noord-Nederlandse dichter J.H. Krul b.v. baseerde een van zijn bundels, bestemd voor Amsterdamse klopjes, op De Harduwijn, en verwantschap met de Pia desideria blijkt ook uit de latere editie van Jacob Cats' invloedrijke embleembundel Sinne- en minnebeelden (1618/27). Nog veel diepgaander geldt dit voor Jan Luykens befaamde religieuze en mystiek georiënteerde embleembundel Jezus en de ziel (1678). Luyken werd in oudere studies vooral met het Böhmisme in verband gebracht, meer recente studies leggen alle nadruk op de gereformeerde trekken in Luykens oeuvre, ondanks een manifeste en direct aantoonbare beïnvloeding van Hugo, wellicht via Serrarius' bewerking. Daarnaast zal ook onderzocht moeten worden of en hoe de tweede bloeiperiode van het religieuze liefdesembleem in de Noordelijke Nederlanden (vanaf de publicatie van Luykens Jezus en de ziel), werd bepaald door Hugo's werk. In methodologisch opzicht laat het onderzoek zich kenmerken als een systeemgericht vertaal- en bewerkingsonderzoek, met aandacht voor verschuiving, verdichting, herlezing, repliek, enz., naast een specifiek genrematige inbedding, gekoppeld aan de inzichten aangereikt vanuit boekhistorisch onderzoek, de ideeën- en mentaliteitsgeschiedenis en meer in het bijzonder en zeer nadrukkelijk vanuit een bestudering van de diverse manifestaties van de contrareformatorische spiritualiteit en de daarbij gehanteerde culturele codes. Bovenstaand onderzoek steunt bovendien op en wordt begeleid door de uitbouw van een (voor het eerst) kritische editie van de Neo-Latijnse brontekst met annotaties, waaraan ook een Engelse vertaling zal worden toegevoegd. Op dit ogenblik zijn van de (Neo-Latijnse) Pia desideria immers alleen twee facsimile-uitgaven in boekvorm en op microfiche beschikbaar. Op het net staan daarnaast facsimile-edities van Edmund Arwakers Engelse bewerking uit 1690 en een Keulse druk uit 1682. Een facsimile uitgave van de Franse bewerking is in voorbereiding. Het door ons beoogde onderzoeksinstrument (een kritische editie met annotaties en Engelse vertaling) zal ook buiten het onderhavige onderzoeksproject zijn nut bewijzen, met name in internationaal verband voor verder onderzoek omtrent de zeventiende-eeuwse (contrareformatorische) spiritualiteit. De inbedding van Hugo's Pia desideria en de diverse vertalingen/bewerkingen ervan in de Nederlanden binnen het bredere kader van het contrareformatorische beschavingsoffensief, biedt ten opzichte van de bestaande studies een belangrijk surplus omdat de Latijnse productie niet langer als een corpus teksten an sich wordt bestudeerd, maar nadrukkelijk ook in samenhang met een breder literair-religieus meertalig aanbod. Vernieuwend is ook de aandacht voor de confrontatie en de wisselwerking tussen enerzijds bundels met een uitgesproken contrareformatorisch signatuur en anderzijds geschriften die in de Nederlanden vanuit een andere confessionele gerichtheid werden vervaardigd.