Studieprogramma

De master Organisatie, cultuur en management start jaarlijks in de maand januari met een kennismakingsbijeenkomst. In de maand februari vindt dan de eerste collegedag plaats. De onderwijsdagen vinden plaats op de donderdag. Zowel in het eerste jaar als in het tweede jaar zijn er 18 bijeenkomsten, eens in de twee weken van 10.00 uur tot 21.15 uur.

Schema studieprogramma

Jaar 1

  • Perspectieven op organiseren (3.5 EC)
  • Cultuur en macht in organisaties (7 EC)
  • Organiseren en besturen in context (5 EC)
  • Onderzoek(er) in discussie (3 EC)

Eerstejaars organisatieonderzoek (9 EC)
Introductie Methoden en technieken van onderzoek (2 EC)

Jaar 2

  • Managen van organisatieverandering (6 EC)
  • Meervoudig managen in publieke domeinen (3.5 EC)
  • Succesvol besturen: organisaties, netwerk en leiderschap (3 EC)
  • Theorie en interventie (3 EC)

Afstudeeronderzoek inclusief Methoden en techieken van onderzoek (15 EC)

Studiebelasting

Het programma duurt twee jaar. De totale studielast is 1600 studie-uren (60 EC). Tijdens de master worden in totaal acht onderwijsblokken en twee onderzoeksprojecten afgerond. Alle onderwijsblokken worden afgerond met een schriftelijke opdracht. De feitelijke studielast is afhankelijk van jouw individuele kwaliteiten, de eigen vormgeving van het studieprogramma en de wijze waarop je in staat bent de praktijkonderdelen in het werk te integreren. Je dient rekening te houden met een belasting van circa 16 uur per week, inclusief de dagen waarop het onderwijs plaatsvindt.

Onderwijsvormen

Tijdens de onderwijsbijeenkomsten worden uiteenlopende werkvormen zoals groepsdiscussies, intervisiebijeenkomsten en hoorcolleges ingezet. Onder begeleiding van de docenten en hoogleraren van het departement Bestuur- en Organisatiewetenschap (USBO) bestuderen de studenten literatuur uit het vakgebied van de bestuurskunde en de organisatie- en managementwetenschappen en reflecteren zij op de vraag hoe deze inzichten op de eigen organisatie zijn toe te passen.

Toetsmethoden

De onderwijsblokken worden alle getoetst met een schriftelijke opdracht. De opdracht kan bijvoorbeeld bestaan uit het schrijven van een paper of het maken van een open boek tentamen. De twee onderzoeksprojecten worden beoordeeld op basis van de schriftelijke verslaglegging in het analyseverslag resp. de masterscriptie.