Meerdere landen hebben ecocide al strafbaar gesteld, Nederland kan niet achterblijven

Illegale houtkap, ernstige vervuiling en andere vormen van grootschalige natuurvernietiging horen thuis in het internationaal strafrecht en daders moeten worden vervolgd, vinden Cedric Ryngaert en Daan van Uhm.

De mensheid is een “wapen van massa-extinctie” geworden. Dat zei de secretaris-generaal van de Verenigde Naties António Guterres op de grote biodiversiteitsconferentie in Montreal in 2022. Hij waarschuwde dat één miljoen plant- en diersoorten met uitsterven worden bedreigd, het grootste aantal sinds het einde van het dinosaurustijdperk. Het World Resources Institute becijferde dat zo’n 4,1 miljoen hectare tropisch regenwoud in 2022 verloren is gegaan, ongeveer een gebied ter grootte van Nederland. En intussen schrijft het IPCC, het wetenschappelijk klimaatpanel van de VN, over de catastrofale gevolgen als de opwarming van de aarde niet beperkt blijft tot ongeveer 1,5 graden Celsius. Wat is er mis met het mondiale natuurbeheer?

Natuur werd altijd beschouwd als staatseigendom dat mensen kunnen gebruiken om economische groei te bevorderen, in plaats van als een essentiële levensvoorwaarde. Deze antropocentrische en materialistische benadering van de natuur komt ook tot uiting in de meeste wetgeving. Langzamerhand komt daar verandering in; het dualistische denken over natuur en samenleving is niet meer vanzelfsprekend. Mensen maken vaker de gang naar de rechter om bescherming van hun leefomgeving af te dwingen. Milieuvraagstukken spelen een toenemende rol in maatschappelijke debatten.

Natuur altijd ondergeschikt

Om te voorkomen dat de natuur in die debatten altijd aan het kortste eind trekt, moet grootschalige natuurvernietiging, meestal aangeduid als ‘ecocide’, strafbaar worden gesteld. Het gaat daarbij om activiteiten met een grote negatieve milieu-impact, die het levensgeluk of het leven zelf van grote groepen mensen en andere levende wezens direct en langdurig kunnen bedreigen. Je kunt daarbij denken aan massale ontbossing, aan grootschalige, illegale mijnbouw, aan het verhandelen van bedreigde flora en fauna of het bewust lozen van vervuilende stoffen met een grote impact op het milieu. Wie zich daaraan schuldig maakt, moet internationaal vervolgd kunnen worden.

In Europa hebben regeringsleiders en Europees parlement een compromistekst aangenomen voor een nieuwe richtlijn over de strafrechtelijke bescherming van het milieu, waarbij zwaardere straffen zullen worden opgelegd voor milieuovertredingen die ‘vergelijkbaar met ecocide’ zijn. Ook individuele landen, waaronder Frankrijk, hebben ecocide al op nationaal niveau strafbaar gesteld. Nederland kan niet achterblijven. Een wetsvoorstel voor strafbaarstelling van ecocide, dat in november 2023 op initiatief van de Partij voor de Dieren naar de Tweede Kamer is gestuurd, verdient daarom een snelle parlementaire behandeling.

Meestal zijn menselijke belangen leidend bij de ontwikkeling van wet- en regelgeving. Maar voor dit onderwerp lijkt wat wij noemen een ecocentrische benadering belangrijk. We moeten ervoor waken dat ecocide-wetgeving niet alleen handelingen betreft die ‘duidelijk buitensporig zijn in verhouding tot de verwachte sociale en economische voordelen’, zoals het is geformuleerd in de internationaal meest bekende definitie van ecocide. Het gevaar van een dergelijke antropocentrische benadering is dat steeds beargumenteerd kan worden dat de vernietiging van natuur sociaaleconomische voordelen oplevert.

Vervolging van individuen

Een sterk internationaal ecocideverdrag zou landen kunnen verplichten om individuen, bedrijven en beleidsmakers te vervolgen voor gedragingen waarvan zij weten – of hadden kunnen weten – dat deze ernstige, wijdverspreide of langdurige milieuschade veroorzaken, wat de sociaaleconomische voordelen ook mogen zijn.

Alleen al de dreiging van vervolging heeft een niet te onderschatten afschrikkende werking. Bedrijfsleven en overheid zullen zich daardoor extra gedwongen voelen om negatieve milieu-impact in kaart te brengen. Uit vrees voor vervolging zullen ze economische activiteiten met zeer grote milieuschade trachten te voorkomen. Strafbaarstelling kan bovendien een cultuuromslag stimuleren en een sterk signaal afgeven dat grootschalige natuurvernietiging moreel niet langer wordt geaccepteerd.

In het project ‘Ecocide’ onderzoekt een interdisciplinaire groep wetenschappers aan de Universiteit Utrecht, onder wie Cedric Ryngaert (hoogleraar internationaal recht) en Daan van Uhm (hoofddocent criminologie), hoe het concept van ecocide kan bijdragen aan de bescherming van het milieu, met oog voor de rechten van de natuur en oorspronkelijke bewoners. Naast juristen en criminologen werken ecologen, filosofen, geowetenschappers, literatuurwetenschappers en psychologen mee om de ecologische, sociaal-culturele en politieke implicaties van ecocide te duiden. Het doel van het project is het opzetten van een ecocide kennis-hub en het opstellen van beleidsadviezen die bijdragen aan ecocidewetgeving.