Mijn belangstelling in het onderzoek gaat momenteel uit naar een aantal specifieke aspecten van burgerschap in de antiek Griekse wereld.
1. Veel elementen van de ontwikkeling van de Griekse poleis komen in een ander licht te staan wanneer ze worden begrepen in het bredere kader van de geschiedenis van heel West-Azië en het (oostelijk) Middellandse Zeegebied. Meer specifiek onderzoek ik de wetten van Solon vanuit dit perspectief, in samenwerking met Assyriologe Julia Krul (ULeiden).
2. Rechtvaardigheid en selectie door het lot in antiek Griekenland en hedendaagse democratieën. In de Griekse poleis en in het bijzonder in democratisch Athene werden veel politieke ambten toegwezen door het lot. Hoe kon deze procedure worden beschouwd als rechtvaardig? Opnieuw is vergelijking met hededaagse democratieën relevant. Er zijn diverse initiatieven om besluitvorming en selectie door het lot in te voeren dan wel uit te breiden, met het idee om de betrokkenheid van burgers die in Athene gangbaar was ook heden te dage te stimuleren. Maar gaat dat werken? Aan welke voorwaarden moet worden voldaan om invoering van het lot tot een succes te maken?
Met beide thema's sluit dit onderzoek aan bij het strategisch thema Instituties van de UU en van de onderzoeksagenda Anchoring Innovation van OIKOS (Nederlandse Onderzoekschool Klassieke Studies).
Innovation is a central theme in science and society. We tend to delegate innovation to the technical and natural sciences and to medicine, in that we emphasize the R&D side of innovation. But first of all, innovation can obviously affect all societal domains. Classicists, who collectively study ancient societies as a whole, are in an excellent position to observe this. And secondly, research has shown that the ‘human factor' is crucial in converting inventions and new ideas into successful and actualized innovation. New possibilities need to be realized and embedded in societal practices. New ideas need to ‘land' in the intended target-group. They must fit the thoughts, knowledge, beliefs, convictions and understanding of human actors. Human beings have certain ways of conceptualizing their world, and talking and communicating about it, and different groups will react differently to the same new information. Knowledge about such issues, which is crucial to successful innovation, can be provided by the Social Sciences and the Humanities.
The concept that we are developing is that of anchoring, intended as a new ‘tool for thinking' and a potential breakthrough for the Humanities. Anchoring is a label for the many different ways in which people connect the new to the old, the traditional, the already known. What is called or considered ‘old' or ‘new' is not always a matter of objective diagnosis: it is a judgment established through discourse and societal negotiation. In either case, whether something is decided to be ‘old' or ‘new', the phenomenon under discussion may be accepted or rejected, depending on the evaluation of the new and the old. This evaluation is again a matter of societal negotiation. Anchoring innovation is about the way in which people regard and cope with ‘newness', and about the question under what conditions new things become ‘anchored', and thus successfully implemented - or not!
Als lid van de Board van AI, ben ik medeverantwoordelijk voor het hele programma en speciaal voor de projecten over politiek, economie, religie en filosofie.
Mijn eigen project over De rechtvaardigheid van loting (zie hierboven project 2) zal worden uitgevoerd in het kader van de Zwaartekrachtagenda in de sectie over politiek.
In de sectie over economie begeleid ik een postdoc project over de Introductie van muntgeld in archaisch Griekenland; dit project sluit ook aan bij mijn werk over de interactie tussen antiek Griekenland en het Oude Nabije Oosten (zie hierboven, project 1).
Op korte termijn (1 à 2 jaar) zullen een postdoc met een project over religie en een PhD met een project over politiek in het UU-team voor Anchoring Innovation aansluiten onder mijn begeleiding.
Volgens de gangbare wetenschappelijke standpunten konden burgervrouwen in klassiek Athene niet zelf beschikken over hun bezit en met name geen groter bedrag dan de waarde van één medimne gerst (ongeveer drie drachmen) uitgeven zonder toestemming van hun wettelijke voogd (kyrios). Deze gedachte is gebaseerd op een wetstekst geciteerd door de redenaar Isaeus (10.10). Er is echter veel bronnenmateriaal dat in een heel andere richting wijst. Archaeologische, epigrafische en literaire documentatie brengt vele vrouwen in beeld die zo te zien zonder problemen op eigen gezag honderden en zelfs duizenden drachmen aan derden betalen. Hoe zit dit in elkaar? Hoe verhoudt zich de wet waar Isaeus naar verwijst tot de gang van zaken in deze documentatie? Was de wet, die er archaïsch uiziet, in de klassieke tijd een dode letter?
Aan dit onderzoek werken mee: prof.dr. Josine Blok; dr. Helle Hochscheid; studenten van de RM Ancient Studies: Alma Kant; Alexandros Mourtzos.