Mr. A.J. (Aart) de Vries (1991) studeerde Nederlands recht (Utrecht Law College en LLM Strafrecht, beide cum laude) en Geschiedenis (BA, cum laude) aan de Universiteit Utrecht. Gedurende zijn studententijd was hij onder andere student-assistent bij het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen en student-assessor van het departementsbestuur Rechtsgeleerdheid. Ook was hij een jaar voorzitter van het studentenbestuur van ULC Tilia.
Sinds 2018 is Aart als promovendus en docent verbonden aan het Willem Pompe Instituut en het Utrechtse Centrum voor Regulering en Handhaving in Europa (RENFORCE). Onder begeleiding van prof. John Vervaele en prof. Rob Widdershoven schrijft hij een proefschrift waarin het vergaren, delen en gebruiken van bewijs in grensoverschrijdende strafrechtelijke en punitief-bestuursrechtelijke procedures in de EU centraal staat. Voor dit proefschrift maakt Aart een rechtsvergelijkende analyse van de implementatie van EU-handhavingsverplichtingen op het terrein van douane, overbrenging van afvalstoffen en marktmisbruik in Nederland, Duitsland en Frankrijk. Vanuit deze analyse bekijkt Aart of en, zo ja, op welke wijze verschillen tussen de handhavingsarchitecturen in de Lidstaten en de nationale en Europeesrechtelijke regels over het vergaren, delen en gebruik van bewijs in grensoverschrijdende zaken tot problemen leiden met betrekking tot effectieve handhaving en de bescherming van fundamentele rechten.
Aart verzorgt hoor- en werkcolleges en begeleidt studenten bij het schrijven van hun scriptie in de bachelor Rechtsgeleerdheid, de master Strafrecht en de Engelstalige master European Criminal Justice in a Global Context. Sinds juli 2023 is hij ook de coördinator van laatstgenoemde master. Naast zijn proefschrift heeft Aart verschillende wetenschappelijke bijdragen (artikelen, hoofdstukken in bundels, presentaties op congressen) verzorgd. Het raakvlak van strafrechtelijke en bestuurlijke handhaving en de daaraan verbonden vraagstukken omtrent procedurele waarborgen en verdedigingsrechten, wederzijdse rechtshulp in strafzaken en de (on)toelaatbaarheid van onrechtmatig verkregen (buitenlands) bewijs hebben zijn bijzondere interesse.