Afgesloten projecten
Project
‘Op zoek naar een gepast verleden. De rol van literatuur, architectuur en beeldende kunst bij de vorming van nationale identiteiten in de vroeg moderne tijd (ca. 1400-1700)’ 01-09-2014 tot 01-10-2017
Algemene projectbeschrijving

Wanneer we spreken over de creatie van ‘nationale literatuur’ en ‘nationale’ stijlen in de beeldende kunst en de architectuur, denken we doorgaans aan de 19de eeuw, de periode van de vorming van de natie-staten waarbij geprobeerd werd om de specifieke identiteit van een bepaald volk in literatuur, schilderkunst en architectuur te codificeren aan de hand van modellen uit voorgaande eeuwen die als de meest glorieuze werden beschouwd. Veel minder bekend is echter dat ook vijf honderd jaar eerder humanisten en andere intellectuelen, kunstenaars, vorsten en bestuurders in heel Europa zichzelf een vergelijkbare opdracht hadden gesteld. In de periode van de late middeleeuwen en het begin van de vroegmoderne tijd, (ca. 1400-1700), een periode bij uitstek waarin men uit anciënniteit autoriteit afleidde, onderbouwden staten en vorsten in heel Europa hun ambities en politieke en territoriale aanspraken met (ware of valse) historische argumenten. Het uitdragen en visualiseren van de eigen lokale of regionale geschiedenis - die tot en ver verleden te herleiden moest zijn - werd als een belangrijke taak van literatuur, beeldende kunsten en architectuur beschouwd.

Deze gerichte belangstelling voor het lokale of regionale verleden komt in het kunst- en architectuurhistorisch onderzoek tot nu toe nog nauwelijks, in het literatuurhistorische onderzoek nog niet in voldoende mate aan bod en van een wisselwerking tussen beide disciplines is op dit gebied nog nauwelijks sprake. De meeste aandacht gaat immers uit naar de receptie van de grote ‘internationale’ voorbeelden uit de Griekse en Romeinse oudheid in literatuur, kunst en architectuur: de bekende ruïnes van het antieke Rome, de ‘klassieke’ Griekse sculptuur, de Latijnse en Griekse ‘klassieke’ auteurs. Het is kenmerkend voor deze benadering dat in kunst- en literatuurbeschouwingen deze periode nog steeds vaak wordt aangeduid als ‘de renaissance’, d.w.z. de wedergeboorte van de antieke oudheid, zulks ondanks de vele discussies die het Renaissance-begrip in de laatste vijftig tot zestig jaar heeft uitgelokt. In het onderzoek van de receptie van de ‘internationale’ oudheid in kunst en literatuur is in de laatste decennia grote vooruitgang geboekt, m.n. op het gebied van de Neolatijnse literatuur die tot ca. 1970 een braakliggend gebied was. Daarbij zijn lokale, regionale en ‘middeleeuwse’ aspecten meestal ofwel buiten beschouwing gebleven ofwel kregen impliciet een enigszins negatieve connotatie. Bijvoorbeeld was er lange tijd nauwelijks interesse voor het feit dat humanistische geschiedschrijvers zich ook in belangrijke mate met de ‘middeleeuwen’, en dan in het bijzonder de lokale of regionale middeleeuwen bezig hielden. Ook in het onderzoek naar de vroegmoderne architectuur en kunst heeft men zich eenzijdig gericht op de receptie van de ‘grote’, internationaal invloedrijke voorbeelden uit de Romeinse en Griekse oudheid. Met deze bias is er dus een beeld ontstaan van een ‘volmaakte’ en ‘goede’ renaissance en worden de werken die daar niet aan voldoen afgeschreven als provinciaals, of ‘nog half middeleeuws’.

Met dit onderzoeksproject willen een bijdrage leveren, om de lokale, regionale en ‘middeleeuwse’ aspecten van kunst en literatuur in de periode 1400-1700 beter in kaart te brengen en te onderzoeken welke rol ze speelden bij de constructie van nieuwe ‘nationale’ identiteiten in Europa. De historische perioden, elementen en bronnen die bij deze identiteitsconstructies werden gebruikt werden, waren zeer divers. Soms greep men terug op een verleden ver voor de klassieke oudheid zoals bv. het geval is met de Trojanen die als stichters van verschillende steden, volkeren en adellijke geslachten in heel Europa, met name in Frankrijk en Italië, geïntroduceerd werden; soms op lokale volkeren uit de oudheid, zoals de ‘Bataven’ die in de Noordelijke Nederlanden tussen 1450 en 1700 gaandeweg als voorvaderen ge(re)construeerd werden, of op allerlei Germaanse volkeren die door diverse staten en steden van het Duitse Rijk ter autorisatie werden gebruikt; soms op de tijd van de Volksverhuizing, bijv. de Gothen (Scandinavische vorstendommen); soms op allerlei aspecten van het ‘middeleeuwse’ verleden (ca. 400-ca. 1100 n.Chr.). Als bronnen werden niet alleen de klassieke schrijvers, maar ook middeleeuwse kronieken in het Latijn en de volkstalen, lyriek in de volkstalen zoals van de minnezangers, (echte en vervalste) inscripties en archeologische voorwerpen, en bovendien ruïnes uit allerlei periodes gebruikt die men veelal zeer creatief interpreteerde. De manier waarop men deze elementen en bronnen uit het historische verleden voor de constructie van nieuwe ‘nationale’ identiteiten gebruikte, vergt nog veel onderzoek. In Neolatijnse literatuur staan de literaire genres van de historiografie, het epos, het politieke traktaat, alsmede geografie en etnografie centraal. Deze zijn ook voor de kunst- en architectuurgeschiedenis relevant want er zijn aanwijzingen dat de ideeën uit dergelijke teksten enige tijd later daadwerkelijk in nieuwe gebouwen tot uitdrukking werden gebracht. Het is kenmerkend voor de staat van het onderzoek dat zij op enkele uitzonderingen na, nog niet als serieuze inspiratiebron voor vroegmoderne architectuur bestudeerd werden. Daarnaast gaat het in de architectuurgeschiedenis onder meer om het gebruik van archaïserende ‘gotische’ vorm- en stijlelementen in de zestiende en zeventiende eeuw, zoals bv. torens en kantelen op landhuizen en kastelen.

De diversiteit van de bronnen, de complexiteit van het verschijnsel alsmede zijn Europese dimensie vergt en systematische en multidisciplinaire aanpak. Het is om die reden ook een belangrijke doelstelling van het onderzoeksvoorstel om een internationaal netwerk van onderzoekers op te zetten, dat is samengesteld uit literatuurhistorici, met name specialisten op het gebeid van de Franse, Duitse en Neolatijnse en middeleeuwse Latijnse literatuur, en kunsthistorici, met name specialisten in de vroegmoderne architectuur. Met behulp van dit netwerk zullen thematische zwaartepunten in het kader van een reeks workshops systematisch worden onderzocht, en de resultaten van deze workshops in een overkoepelende conferentie bijeengebracht en geëvalueerd worden.

Rol
Onderzoeksleider
Financiering
Anders KNAW (programma 'Over Grenzen', 2014-'16)
Overige projectleden
  • prof.dr. Karl Enenkel (mede projectleider); Barbara Arciszewska (Warsaw University)
  • Howard Burns (SNS Pisa)
  • Thomas daCosta Kaufmann (Princeton)
  • Krista De Jonge (KU Leuven)
  • Marc Laureys (Univ. Bonn)
  • Jan Papy (KU Leuven)
  • Jeroen Goudeau (Radboud Universiteit)
  • Hubertus Günther (Univ. Zürich)
  • Frédérique Lemerle (Centre d’études supérieures de la renaissance
  • Tours)
  • Tobias Leuker (Univ. Münster)
  • Christian Peters (Univ. Münster)
  • Thomas Haye (Univ. Göttingen)
  • Paul Smith (Univ. Leiden)
  • Roswitha Simons (Univ. Göttingen)
  • Richard Schofield (Univ. d. Venezia)
  • Alicia Montoya (Radboud Universiteit)
  • Christoph Pieper (Univ. Leiden)
  • Bernd Roling (FU Berlin) Stephan Hoppe (Ludwig-Maximilans Univ. München)
  • Wim van Anrooij (Univ. Leiden)
  • Bruno Quast (Univ. Münster)
  • Caroline van Eck (U. Leiden)
  • Nuno Senos (Univ. Nuova d. Lisboa)
  • Matt Kavaler (Univ. Toronto). Bianca de Divitiis (ERC/ Università degli Studi di Napoli Federico II).
Project
Late medieval and early modern court cultures: Towards an audiovisual, spatial and socio-economic semiotics of the arts in a pre-Enlightenment framework 01-01-2014 tot 31-03-2014
Algemene projectbeschrijving

A series of six exploratory research seminars.

Rol
Uitvoerder
Financiering
1e geldstroom Strategic Theme Institutions Seed Money Competition (September 2013)
Projectleden
Project
De Europese uitstraling van de architectuur der Lage Landen in de vroeg-moderne tijd (1480-1680) 01-03-2006 tot 31-12-2009
Algemene projectbeschrijving

From the late 15th until the late 17th century, the architecture of the Low Countries has been a source of inspiration for other regions in Europe. The phenomenon encompasses different styles, ranging from the influence of the ‘flamboyant’ style in Toledo and Brou at the beginning of the period, over the influence of the ‘antiekse werken’ flourishing in Antwerp and, later, in Amsterdam, in the German realm, Scandinavia and England, until finally the growing influence of French court architecture takes the lead in the last quart of the 17th century. The basic question, however, is not one of style: these architectural influences require a systematic study as a structural phenomenon. Which are the mechanisms at work? What is the role of actors and patrons?

- How was the knowledge of Netherlandish architecture disseminated? What was the influence of architectural prints and treatises for artisans, architects and patrons? What was the role of travelling building masters? How important were (family) networks for the exchange of formal and/or technical expertise? What role did the trade in building materials play in the spread of architectural knowledge and forms?

- Who were the patrons? What was their connection with the Low Countries and why did they engage Netherlandish architects? What stimulated this demand? Who were the intermediary agents?

With these questions we want to find an answer to the more general issue: why were experts from the Low Countries called in? Was it because of their technical expertise? Or because they could provide a ‘Netherlandish’ art? Or were they appreciated as intermediates with connections to international architectural currents (such as the flamboyant late gothic from Brabant around 1500, or the ‘antique’ architecture for which Antwerp in the middle of the 16th and Amsterdam in the 17th century were leading centres)?

Rol
Onderzoeksleider & uitvoerder
Financiering
2e geldstroom - NWO
Overige projectleden
  • Prof.dr. Krista De Jonge (KU Leuven)
Project
Passion and Control 01-02-2003 tot 01-02-2007
Rol
Onderzoeksleider
Financiering
2e geldstroom - NWO