Labs

Hoe leren baby’s hun moedertaal? Wat maakt een tekst moeilijk of juist makkelijk om te lezen? Hoe verwerken onze hersenen gesproken en geschreven taal, en wat zegt dit over hoe het taalsysteem in elkaar zit?

Om antwoord te geven op deze vragen, voeren we in het taalkundig lab van het Institute for Language Sciences jaarlijks zo’n vijftig experimenten uit, waarbij we ongeveer tweeduizend volwassen proefpersonen meten, en zo’n zeshonderd baby’s. Daarnaast ondersteunt het taalkundig lab ook veldwerk van onze onderzoekers, bijvoorbeeld op scholen.

We maken gebruik van een breed palet aan experimentele technieken. In het filmpje geeft de manager van ons Babylab voor taalonderzoek een rondleiding door alle labs van het Institute for Language Sciences. 

Onderzoek met kinderen

Babylab. Foto Ed van Rijswijk
Baby eyetrackinglab

In het Babylab wordt onderzoek gedaan naar de taalontwikkeling bij kinderen vanaf 4 tot ongeveer 36 maanden oud. We onderzoeken hoe kinderen taal leren (eerste taalverwerving), hoe zij twee (of meer) moedertalen tegelijkertijd verwerven (tweetaligheid / meertaligheid), en wat de mogelijke risicofactoren zijn voor dyslexie.

Dit doen we door middel van diverse methodes in verschillende labs:

Wil je met je baby deelnemen aan onderzoek? Kijk dan op de Babylab website:

Onderzoek met volwassenen

Fonetieklab

Naast onderzoek met jonge kinderen doen we ook lees-, luister- en spraakexperimenten met volwassen proefpersonen. Om te onderzoeken hoe mensen gesproken en geschreven taal begrijpen en produceren, gebruiken we onder andere de volgende methoden: 

Artificial grammar learning

Bij Artificial grammar learning krijgen deelnemers een kunstmatige taal te horen, die is opgesteld volgens bepaalde regels: een kunstmatige grammatica. Een zinnetje uit zo’n kunstmatige taal is bijvoorbeeld: tep wadim lut. Deelnemers hoeven alleen maar te luisteren. Deze ‘leerfase’ wordt gevolgd door een ‘testfase’ waarin deelnemers zinnetjes horen die uit dezelfde ‘woorden’ bestaan als ze net gehoord hebben, maar die niet altijd voldoen aan de regels van de kunstmatige taal. Ze moeten dan aangeven of het zinnetje tot de net geleerde ‘taal’ behoort, of niet. Op deze manier komen we erachter welke taalpatronen gemakkelijk te leren zijn en welke niet.

Leesonderzoek (self-paced reading, eye-tracking)

  • Bij self-paced reading lezen deelnemers een tekst die op het scherm verschijnt. Zij kunnen zelf aangeven hoe snel ze die teksten, vaak beperkt tot woorden of zinsdelen, lezen. Uit de snelheid waarmee bepaalde taalconstructies gelezen worden, kunnen we afleiden welke constructies moeilijker door onze hersenen verwerkt kunnen worden, en welke gemakkelijker te verwerken zijn.
  • Bij leesonderzoek met eye-tracking verschijnt de tekst in zijn geheel op het scherm, en meten we op twee milliseconden nauwkeurig hoe lang er naar elk woord of tekstdeel gekeken wordt. Met eye-tracking kunnen we ook zien of en hoe vaak een deelnemer terugkijkt in de tekst.

Visual world paradigm (eye-tracking)

In het visual world paradigm krijgen deelnemers plaatjes te zien terwijl ze korte verhaaltjes horen die met het plaatje te maken hebben. De gesproken tekst beïnvloedt waar de deelnemer precies naar kijkt in het plaatje. Met deze techniek kunnen we veel te weten komen over de invloed op taalverwerking van woordvolgorde (syntaxis), betekenis (semantiek) en context (pragmatiek).

EEG

Elektro-encefalografie (EEG) is een methode om elektrische activiteit van de hersenen te meten (‘hersengolven’). De deelnemer krijgt een soort badmuts met gaatjes op het hoofd, waarin electroden en geleidende gel worden aangebracht. We kunnen hiermee heel precies meten wanneer en hoe de hersenen reageren op betekenis- of vormverschijnselen in gesproken of geschreven taal.

fEMG

fEMG staat voor 'facial electromyography', oftewel gezichts-elektromyografie. Hierbij worden elektroden op het gezicht geplakt om de activiteit van bepaalde spieren in het gezicht te meten. Vaak gaat het om fronsen of glimlachen. Zo kunnen reacties op gesproken tekst worden gemeten.

Ben je geïnteresseerd om mee te doen? Meld je dan aan in de proefpersonendatabase:

Informatie voor onderzoekers

Ben je onderzoeker aan de Universiteit Utrecht of bij de Landelijke Onderzoekschool Taalwetenschap (LOT) en wil je gebruik maken van de labs? Kijk dan op de website voor labgebruikers:

Introductiegids labgebruikers

Informatie voor studenten

Wil je stage lopen in het lab, of scriptieonderzoek doen?

  • Voor onderzoek met kinderen kun je contact opnemen met manager van het Babylab, Desiree Capel. Zij weet welke onderzoeken er lopen en bij welke experimenten er studenten geplaatst kunnen worden. 
  • Voor onderzoek met volwassenen heb je een begeleider nodig die geaffilieerd is aan het Institute for Language Sciences; laat je begeleider contact opnemen met labmanager Iris Mulders

Ander onderzoek bij de Universiteit Utrecht

Behalve in onze labs wordt er bij de Universiteit Utrecht nog veel meer interessant onderzoek uitgevoerd, waarbij hulp van kinderen en volwassenen nodig is. Informatie over lopend onderzoek vind je op de website Doe mee aan onderzoek.