Al 25 jaar klopt het hart van de universiteit achter de Dom

“Het idee van een Faculty Club was destijds komen overwaaien uit de Verenigde Staten. Daar waren mensen vertrouwd met een club voor de ‘faculty’, de wetenschappelijke staf van de universiteit. In Nederland was de Universiteit van Amsterdam de eerste met zo’n club, met het ‘clubhuis’ in de historische Oudemanhuispoort."

Portretfoto Ineke van Oosten
Ineke heeft 37 jaar aan de Universiteit Utrecht gewerkt en is vanaf het begin betrokken geweest bij de Faculty Club.

"In Utrecht vroeg het College van Bestuur - toen onder voorzitterschap van Jan Veldhuis - vier hoogleraren om advies over een op te richten Faculty Club. Wim Kardux, mijn toenmalige baas, vroeg mij of ik iemand wist die deze commissie kon ondersteunen. Dat leek mij wel een mooie klus, dus ik vroeg: ‘Zal ik het zelf doen?’. Probleem opgelost. Er was een hele waslijst aan vraagstukken waarover advies moest komen: de locatie, de rechtsvorm, de doelgroep, de sfeer, de exploitatieopzet, een eventueel lidmaatschap en de naam van de club. Met de voorbereidingscommissie bezochten we in die tijd ter inspiratie een aantal faculty clubs in oprichting."

Een club naar Amerikaans voorbeeld

"De club zou een ontmoetingsplek voor de universitaire gemeenschap worden, was het idee. Maar hier in Nederland ligt dat toch heel anders dan in de VS. We hebben daar als bestuur veel over gesproken. Amerikaanse universiteiten zijn vaak wat verder verwijderd van de grote steden en kennen mede daardoor een campussysteem. Dat houdt veel meer in dan de Nederlandse campus. In het Amerikaanse systeem is de campus er niet alleen voor onderwijs en onderzoek, maar vind je er ook uitgebreide sport- en cultuurfaciliteiten. En vooral: staf en studenten wonen er ook. Dan is een faculty club vanzelfsprekender, en speelt die veel meer een natuurlijke rol voor het ‘community life’. In Nederland is die binding veel zwakker."

Met een naam en een clubhuis…

"Na twee jaar voorbereiding waren de contouren van de club helder: het moest een vereniging worden met betalende leden bestaande uit wetenschappers, ondersteunend personeel en alumni en met een clubhuis. De sfeer typeerden we als huiskamer van ‘voorname eenvoud’. Jan Wilschut, toenmalig directeur van het Facilitair Bedrijf, werd de locatiescout. Met een busje van het facilitair bedrijf gingen we zeven mogelijke locaties af, in de binnenstad en in De Uithof. Over de vraag of het de binnenstad of De Uithof moest worden, hebben we eindeloos gediscussieerd. De bilocatie van de universiteit maakte die vraag lastig. Uiteindelijk kozen we voor Achter de Dom 7, ook al zag die plek er toen niet heel mooi uit met zijn simpele collegezaaltjes met verlaagde systeemplafonds. We kozen er vooral voor vanwege de verbinding met het kloppend hart van de universiteit: het Academiegebouw. Het College van Bestuur nam het advies van de voorbereidingscommissie dankbaar over."

Als locatie kozen we uiteindelijk voor Achter de Dom 7, ook al zag die plek er toen niet heel mooi uit met zijn simpele collegezaaltjes met verlaagde systeemplafonds.

Toen was de ‘Utrechtse Academische Vereniging Helios’ een feit

"Dop Bär, hoogleraar aan de medische faculteit en voor mij een goede bekende uit mijn tijd van University College, werd de eerste voorzitter. Piet Zeegers, directeur van de toenmalige faculteit Natuur- en Sterrenkunde, werd penningmeester, ikzelf secretaris, en Geneeskunde-hoogleraar Willem Erkelens en Albertine Veldman van de faculteit Rechtsgeleerdheid werden bestuursleden. Na een tijdje verving Thijs Pollmann, hoogleraar aan de faculteit Letteren, Willem Erkelens. Net als de andere vier bleef Thijs vele jaren bestuurslid. In november 1998 was de ‘Utrechtse Academische Vereniging Helios’ een feit: het hele bestuur gaf acte de présence bij de notaris, tekende de oprichtingsakte, en hief samen met de notaris een glas champagne op dit mooie resultaat.”

Aan de slag dan maar met die ‘huiskamer’

"De ruimte moest natuurlijk grondig aangepakt worden. Het bureau van architect Jaap Dijkman ontwierp alle details van de verbouwing en de inrichting, inclusief de loungestoelen die hij zelf ontwierp. Toen was het tijd voor de catering. We kozen voor een keuken die door Faculty Club én Academiegebouw gebruikt kon worden. Tot dat moment beschikte het Academiegebouw nauwelijks over keukenfaciliteiten, en zo vingen we twee vliegen in één klap. Lekkere stoelen, goed eten – kom maar binnen! In het begin was het lidmaatschap voor iedereen een betaald lidmaatschap. Maar dat vormde een drempel, zo bleek in de eerste jaren. En het was ook nog eens een hoop administratieve rompslomp. Dus vanaf 2002 konden alle medewerkers en gepensioneerden zich aanmelden voor een gratis lidmaatschap. Het College van Bestuur was bereid de wegvallende inkomsten aan te vullen, onder meer om de gemeenschapszin binnen de universiteit te stimuleren. Voor alumni bleef een betaald lidmaatschap beschikbaar.”

Onmisbaar: de duvelstoejager en de man achter de bar

"Het palet aan activiteiten is de laatste jaren sterk uitgebreid, mede dankzij de programmacommissie. Eén van de eerste trekkers daarvan was Herman van den Berg, destijds directeur van het Boswell Instituut. Maar de belangrijkste succesfactor is en blijft volgens mij de clubmanager. Misschien een wat saaie naam voor de onmisbare gastheer/vrouw, organisator, bewaker, duvelstoejager, maar vooral het gezicht van de club. De eerste clubmanager was Joep Bonenkamp, daarvoor werkzaam bij het Museum van Speelklok tot Pierement. Hij werd opgevolgd door Noor van Haaren en later door Sandy van Heerde. Dat Noor en Sandy al een carrière binnen de universiteit achter de rug hadden, is geen toeval: zonder die betrokkenheid kun je de rol van clubmanager niet met zoveel verve vervullen als zij hebben gedaan en nog doen. Dat geldt natuurlijk ook voor de man achter de bar: je kan niet onderschatten hoeveel Ben van de Ben en Pieter de Jong aan de sfeer in de club hebben bijgedragen."

Over Ineke

Ineke van Oosten heeft 37 jaar aan de Universiteit Utrecht gewerkt. Zij was de eerste directeur van University College Utrecht en vervolgens directeur van het Facilitair Bedrijf (FBU/FSC). Ook was zij vanaf het begin betrokken bij de Faculty Club, eerst als ambtelijk ondersteuner van de voorbereidingscommissie, later als bestuurslid.