Over de bouwkunst
Koen Ottenheym

Onlangs verscheen na meer dan vijfhonderd jaar de eerste Nederlandse editie van het standaardwerk over de architectuur van de Renaissance, 'De re aedificatoria' ('Over de bouwkunst') uit 1452, van Leon Battista Alberti. Hoogleraar Architectuurgeschiedenis Koen Ottenheym schreef het nawoord voor deze speciale publicatie.
Strartpunt van renaissance-architectuurtheorie
Leon Battista Alberti, in 1404 in Genua geboren, was een van de hoofdfiguren uit de Italiaanse renaissance. Hij was schrijver, filosoof, schilder en architect, en theoreticus van de architectuur, de schilderkunst en de beeldhouwkunst. Zijn 'De re aedificatoria' kan worden gezien als een tegenhanger van de 'Tien boeken over architectuur' van de Romeinse architect Vitruvius, en geldt als het startpunt van de architectuurtheorie van de renaissance.

Wiskunde en schilderkunst
Alberti benadrukte dat architectuur geen handwerk is, maar een intellectuele discipline en een maatschappelijke kunst, waarvoor twee vaardigheden onontbeerlijk zijn: schilderkunst en wiskunde. De architectuur moest de maatschappelijke en politieke orde van de samenleving weerspiegelen. Zo ontwikkelde Alberti voorstellen voor nieuwe, moderne gebouwtypen, waaronder gevangenissen en ziekenhuizen.
'Over de bouwkunst' werd tot in de negentiende eeuw beschouwd als het fundamentele boek van de westerse architectuur. Het was de basis voor een lange reeks architectuurtraktaten van later eeuwen, zoals die van Serlio, Palladio en Scamozzi.