Het wereldwijde voedselsysteem is niet toekomstbestendig. Met het maximaliseren van de opbrengst per hectare - ten koste van al het andere - hebben we onze landbouwgrond behoorlijk uitgeput. De schade die we op deze manier nog steeds aan onze planeet toebrengen is groot. De biodiversiteit van de ecosystemen, waar we voor ons voedsel van afhankelijk zijn, is gedecimeerd. We zijn letterlijk de gezondheid van onze planeet aan het opeten. Een team voedselwetenschappers in Utrecht onderzoekt hoe de gehomogeniseerde landschappen getransformeerd kunnen worden in mozaïeken die ademen en bruisen van het leven, zodat onze voedselketen - zaadje voor zaadje - weer veerkrachtig wordt.
Planetaire Gezondheid: een recept voor veerkracht
Geschatte leestijd: 23 minuten
De illusie van voedseldiversiteit
Schappen vol overvloed. Loop door de supermarkt: aardappelen, aubergines, tomaten, sinaasappels, aardbeien, zelfs exotische mango's en papaja's. Verder langs de koeling vol verpakt vlees en verpakte vis, stapels ingeblikte zeevruchten, schappen die uitpuilen van de noedels en torens van chocoladerepen. Als supermarkten, de laatste link in onze menselijke voedselketen, de opbrengst van onze aarde natuurgetrouw weergeven, zou je geneigd zijn te denken dat de natuur meer dan overvloedig in onze eetlust voorziet. De schappen vol diversiteit suggereren een rijk agrarisch landschap. Maar als we de inhoud van onze winkelwagentjes terug volgen naar de grond waar de gewassen uit voortkomen, wat treffen we dan werkelijk aan?
De zoektocht naar de wortels van de industriële voedselketens die het grootste deel van de wereldbevolking voeden, leidt hoofdzakelijk naar slechts een beperkt aantal locaties: de mais- en sojavelden in Amerika, de palmolieplantages in Zuidoost-Azië en de enorme kassencomplexen in Nederland. Waar je je ook bevindt, de grote illusie van biodiversiteit en het gevarieerde assortiment in de supermarkt lijkt volledig te rusten op niet meer dan een handjevol gewassen. Twee derde van de wereldwijde gewasproductie komt voort uit slechts negen van de zesduizend plantensoorten die voor consumptie verbouwd worden (suikerriet, mais, rijst, tarwe, aardappels, sojabonen, oliepalmvruchten, suikerbiet en tapioca). Mais, een essentieel ingrediënt in ruim een kwart van de 45.000 producten in een gemiddelde Amerikaanse supermarkt, is koploper en behoort inmiddels ook tot het standaardvoer voor vee.
Voedselketens - vooral die van verwerkt voedsel - zijn zo weinig transparant en een ver-van-ons-bed-show geworden, dat het moeilijk is om nog te zien dat “consumptie van voedsel een agrarische handeling is”, zoals de Amerikaanse schrijver en milieuactivist Wendell Berry ooit zei. Een handeling die steeds monotoner wordt. Deze geringe diversiteit in gewassen vormt zowel een bedreiging voor het levensonderhoud van de boeren, die steeds afhankelijker worden van de zaden van een klein aantal bedrijven, als voor de grond waarop ons voedsel groeit.
De alarmbellen blijven maar rinkelen...
Ongastvrije agrarische landschappen
“De manier waarop mensen tegenwoordig voedsel produceren is de grootste oorzaak van het verlies aan biodiversiteit”, zegt Merel Soons, hoogleraar Plantenverspreidingsecologie & natuurbescherming aan de Universiteit Utrecht. De alarmbellen gaan al decennia af. In de afgelopen dertig jaar is bosgebied met een oppervlakte groter dan Zuid-Afrika gekapt om plaats te maken voor landbouw. Het verlies aan leefgebied is voor miljoenen organismen zo ernstig dat nu meer dan 32.000 soorten met uitsterven worden bedreigd. Dit heeft ook enorme gevolgen voor het welzijn van de mens. Door de dramatische afname van het aantal bestuivende insecten worden er elk jaar miljoenen gedomesticeerde bijen in vrachtwagens geladen om amandelen te bestuiven op megaboerderijen in Californië, waarna ze overgebracht worden naar de appelbomen in New York, vervolgens naar de bosbessen in Maine en de cranberry’s in Massachusetts. Na gedane arbeid blijken er iedere keer minder van deze hardwerkende seizoensarbeiders terug naar huis te komen. Merel ziet een voortdurende afname van soorten in de landbouwgebieden waar ze de plantenpopulaties bestudeert: “Ons landbouwsysteem is slechts ingericht op één prioriteit: de kosten zo laag mogelijk houden en de opbrengsten zo hoog mogelijk maken. Maar dit brengt wel erg hoge kosten met zich mee voor het milieu en de samenleving. We moeten ons landbouwsysteem hoognodig veranderen en het natuurinclusief maken, een trend die nog maar net begonnen is.”
De opkomst van monoculturen - het verbouwen van maar één enkel gewas op hele grote oppervlakten - onttrekt in korte tijd veel voedingsstoffen aan de bodem. Boeren zijn hierdoor genoodzaakt om kunstmest te gebruiken om hun gewassen te laten groeien. Die kunstmest verstoort vervolgens de natuurlijke samenstelling van de grond en verdringt miljoenen organismen uit hun natuurlijke leefomgeving. Monoculturen zijn bijzonder vatbaar voor plantenziekten en ongedierte. Eén schimmel of insectenplaag kan een hele oogst verwoesten. Om al deze plagen de baas te blijven, is landbouw met monoculturen aan nog meer chemicaliën overgeleverd, in plaats van aan de beschermende mechanismen van de natuurlijke cyclus. Wanneer pesticiden en kunstmest in het grondwater terechtkomen, vervuilen ze zoetwaterbronnen - zelfs tot en met de oceanen en hun mariene ecosystemen. Een vicieuze cirkel …
Biodiversiteit is cruciaal om voedselproductie beter bestand te maken tegen externe veranderingen.
“Er is een dringende noodzaak om de manier waarop we voedsel produceren en consumeren te veranderen. We moeten ervoor zorgen dat voedselsystemen niet worden ‘ontdaan’ van biodiversiteit; we moeten deze juist benutten als cruciaal onderdeel om de voedselproductie veilig te stellen en de weerbaarheid van ons voedselsysteem tegen klimaat- en andere milieuveranderingen te waarborgen”, zegt Merel Soons, naast hoogleraar ook vicevoorzitter van de Future Food kennishub in Utrecht. Zo'n honderdvijftig onderzoekers van de Universiteit Utrecht komen in deze hub samen om oplossingen te vinden voor een immense uitdaging: Hoe voeden we een wereld die in de komende decennia misschien wel 10 miljard mensen zal huisvesten, in plaats van de huidige 7,8 miljard?
In het verleden konden we steeds meer mensen voeden door meer land te bewerken. Die optie is niet langer beschikbaar: bijna driekwart van de huidige bebouwbare grond is al in cultuur gebracht, en de irrigatie voor landbouw verbruikt al 70% van de steeds verder afnemende zoetwatervoorraad op aarde. De wereld voeden en daarbij binnen de planetaire grenzen blijven, vereist een complete hervorming van ons voedselsysteem.
Onderzoekers van de Universiteit Utrecht denken na over de toekomst van de landbouw, om een voedselsysteem te creëren dat beter bestand is tegen milieu- en klimaatverandering: van het ontwikkelen van een aardappelras dat beter bestand is tegen overstromingen tot het verminderen van het gebruik van chemicaliën, water en energie door precisielandbouw, als ook het beïnvloeden van de voedselkeuze van consumenten om hiermee de ‘eiwittransitie’ naar plantaardige diëten te versnellen. Sommige onderzoekers zoeken de oplossing in technische ontwikkelingen, anderen richten zich op het herstellen van de ecologische balans en weer anderen richten zich op bestuurlijke uitdagingen. Samen leiden deze verschillende invalshoeken tot een recept voor een gezonde planeet: een concept met als uitgangspunt dat het welzijn van mensen, andere levende organismen en de ecosystemen waarin zij leven onderling afhankelijk zijn.
De wijsheid van planten oogsten
De meesten van ons zijn gewend aan volle schappen in de supermarkt, het hele jaar door. Maar in de afgelopen jaren zijn we ons er steeds meer van bewust geworden dat gebeurtenissen als extreme hitte en droogte, overstromingen of een wereldwijde pandemie als COVID-19 de beschikbaarheid van voedsel en het levensonderhoud van degenen die het land bewerken, kunnen verstoren. Rashmi Sasidharan zit aan de andere kant van het scherm. Zij heeft - nu we met z’n allen in thuisquarantaine zijn - net haar dochter lesgegeven. Het nieuwe coronavirus breekt niet alleen het ijs voor ons gesprek, maar voor haar en andere plantenwetenschappers in Utrecht zijn door de lockdown de lopende experimenten aan het International Rice Research Institute (IRRI) in de Filipijnen geruïneerd. Na de vulkaanuitbarsting ten zuiden van de Filipijnse hoofdstad, die eerder dit jaar de experimenten verstoorde, was het de lockdown die het project de genadeslag gaf. Gelukkig staan de wetenschappers niet met lege handen. De verkregen kennis over het verbeteren van de tolerantie van rijst voor onkruid leidt hopelijk tot een nieuw protocol voor onkruidbeheer. Deze calamiteiten herinneren ons aan onze basale afhankelijkheid van landbouwgrond en de urgentie om gewassen te ontwikkelen die beter bestand zijn tegen externe verstoringen.
Wetenschap is onmisbaar voor de grote sprong voorwaarts naar toekomstbestendige gewassen - maar het antwoord is al aanwezig in de natuur.
Na opeenvolgende jaren van droogte kregen in 2019 ongeveer 45 miljoen mensen verspreid over veertien Afrikaanse landen te maken met een enorme voedselcrisis. En een zware storm kan akkers met aardappelen of tarwe in slechts 24 uur verwoesten. Klimaatverandering is een feit, maar wat kunnen we eraan doen? “Ik probeer te begrijpen hoe planten omgaan met te veel of te weinig water”, legt Rashmi uit. “Er zijn planten die een veelheid aan overlevingsstrategieën gebruiken en daardoor zelfs onder water of in woestijnen floreren. Welke specifieke eigenschappen zorgen ervoor dat ze in zulke extreme omstandigheden kunnen overleven? Kunnen we deze eigenschappen op den duur toevoegen aan onze landbouwgewassen?”
Overstromingsbestendige gewassen kweken
Rashmi en haar collega's lieten onlangs zien dat planten een hormoon inzetten om gewassen van de verdrinkingsdood te redden. Door verder te onderzoeken welke eiwitten en genen betrokken zijn bij zo'n ‘waterbestendige reactie’ kunnen landbouwgewassen beter bestand gemaakt worden tegen overstromingen.
"Nu we weten welke genen te maken hebben met het overleven van overstromingen, kunnen we deze overbrengen naar planten die ze niet hebben en zo dus planten programmeren om sneller in de overlevingsmodus te komen", zeggen Rashmi en haar mede-onderzoeksleider Rens Voesenek. "Dit stelt ons in staat om toekomstbestendige gewassen te maken, die beter bestand zijn tegen overstromingen."
Verbruik van water en chemicaliën verminderen
Sommige gewassen kunnen groeien en bloeien in overstroomde toestand. Neem rijst. Rijstvelden onder water zetten is een manier om zonder chemicaliën de groei van onkruid te onderdrukken. Je hebt hier wel enorme hoeveelheden water voor nodig. “Omdat water een zeer kostbare hulpbron is, zoeken we naar alternatieven om rijstvelden onkruidvrij te houden zonder met chemicaliën te sproeien, en tegelijk kostbaar water te besparen”, legt Rashmi uit. Samen met het IRRI in de Filipijnen werken Rashmi en andere plantenwetenschappers van de Universiteit Utrecht aan de verbetering van de weerstand van rijst tegen onkruid, en dit op alternatieve, waterbesparende manieren of soms zelfs helemaal zonder de bodem onder water te zetten. “We weten dat planten hun buren kunnen waarnemen en dat zij hun eigen groei en architectuur aanpassen, om de competitie om in het licht te staan te kunnen winnen. Deze kennis kunnen we in ons voordeel gebruiken. We screenen meerdere varianten van rijst om te zien welke snel en uitbundig genoeg groeien, zodat ze het naburige onkruid overschaduwen en de groei ervan onderdrukken. Deze onkruidbestendige varianten kunnen in combinatie met een waterbesparende bevloeiingsstrategie het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen overbodig maken.”
Als we het geheim ontdekken hoe onkruid in overstroomde rijstvelden overleeft, kunnen we deze kennis gebruiken om onze landbouwgewassen te verbeteren.
Ontwerp je gewas
Het is niet alleen de hoeveelheid licht en water die de ontwikkeling van een gewas beïnvloedt. “Het lijkt logisch dat een tomaat uit Spanje roder, sappiger en smaakvoller is dan wanneer hij in Nederland is gekweekt. Spanje heeft nu eenmaal een warmer klimaat en de gewassen krijgen er meer uren aan zonlicht. Maar dit zijn slechts enkele factoren die het groeiproces beïnvloeden. Factoren als vochtigheid, luchtstromen, lichtspectrum, CO2-concentratie en de pH-waarde van de grond zijn net zo belangrijk. In feite kan aanpassing van één groeifactor al invloed hebben op de vorm, grootte, kleur, geur, smaak, textuur en voedingswaarde van een gewas”, schrijft Chloé Rutzerverld, Future Food Designer en auteur van Food Futures. In samenwerking met onderzoekers van de Universiteit Utrecht presenteerde zij de interactieve tentoonstelling ‘Future Food Formula 2.0: Design your own future tomato with the use of growth recipes’. Het doel? Consumenten in staat stellen om in de schoenen van een hightech boer of plantenfysioloog te stappen, om te zien hoe je door slim gebruik van technologie de groeiomstandigheden van een plant kunt optimaliseren. En je daarmee de kwaliteit, de voedingswaarde of de smaak van het gewas verbetert of de productie verhoogt.
Biologische alternatieven voor landbouwchemicaliën
Behalve klimaatverandering en onkruid vormen pathogenen - ziekteverwekkers van biologische oorsprong - een groot probleem voor kwekers. Roeland Berendsen, onderzoeker plant-microbe interacties aan de Universiteit Utrecht, merkt op hoe in de jaren ‘40 van de negentiende eeuw de Ierse hongersnood in beginsel het resultaat was van een door een schimmelachtige microbe veroorzaakte aardappelziekte. “Zelfs nu gaat op onze akkers of tijdens de opslag een kwart van alle oogsten door microbiële pathogenen verloren. Zelfs met gebruik van pesticiden!”, benadrukt hij. Om af te stappen van pesticiden en om wereldwijd toch de oogsten te kunnen beschermen, stellen Berendsen en zijn collega's voor dat we gaan leren van de wijsheid en het verdedigingsarsenaal van de planten zelf. “Planten verdedigen zichzelf voortdurend tegen ondergrondse invasies en aanvallen van insecten en microben. Sommige microben zijn goed voor planten, terwijl andere infecties veroorzaken. We hebben ontdekt dat planten die worden aangevallen specifieke microben rekruteren die hun immuunsysteem versterken, waardoor hun weerstand tegen infecties groter wordt.”
Dit mechanisme is heel handig in de natuur, maar als plantenwetenschapper denkt Berendsen dat het in deze wapenwedloop beter is om partij te kiezen. Hij ziet een toekomst voor zich waarin goedaardige, beschermende microben direct op de landbouwgewassen toegepast worden, zodat zonder de vervuilende aspecten van de moderne akkerbouw aan de toenemende vraag van de voedselproductie voldaan kan worden. Vooral ook omdat deze fascinerende verdedigingsstrategie tegen pathogenen een nalatenschap is aan de generaties gewassen die daarop volgen. Roeland legt uit: “Zelfs nadat de plant is afgestorven, blijven de microben in de grond actief om de volgende generatie planten - die in dezelfde grond opgroeit - te beschermen. Als we microben in een fabriek kweken en deze aan zaden toevoegen, hebben we voor een aantal generaties planten ziektebestendige landbouwgrond, zonder dat hier pesticiden of meststoffen aan te pas komen.”
Kracht van de kleine - microben voor duurzame landbouw
We werken aan het kweken van landbouwgewassen die beter in staat zijn hun microbiomen in te zetten om ziektes te bestrijden, wat een biologisch alternatief kan zijn voor landbouwchemicaliën.
Geen chemicaliën nodig hebben is een van de beloftes van nieuwe kweektechnieken. Sjef Smeekens, professor in Moleculaire Plantenfysiologie aan de Universiteit Utrecht, ziet genoom-bewerking als “de snelste route naar een natuurvriendelijke landbouwpraktijk.” Hoewel hij dit vol vertrouwen en vastberaden uitspreekt, lopen nergens de gemoederen over de de toekomst van ons voedsel hoger op dan bij het gebruik van de nieuwe genome-editingtechnologieën om betere gewassen te kweken. Aangezien deze technologieën het mogelijk maken om het DNA van planten aan te passen, rijst de vraag of dit ‘knoeien’ aan de bouwstenen van het leven niet te ver gaat?
Hoog inzetten op genome editing van gewassen
“Bijna alle planten die we cultiveren zijn met behulp van klassieke kweektechnieken gemodificeerd. Zodat ze langer meegaan, beter smaken, de voedingswaarde beter is of ze beter bestand zijn tegen zware omstandigheden”, legt Sjef uit. Al duizenden jaren hebben boeren verschillende technieken ingezet om de eigenschappen van planten te veranderen, opdat toekomstige generaties gewassen wel over de gewenste eigenschappen beschikken. Selectief kweken van de wilde koolplant heeft na eeuwenlang aanpassen van de gewenste eigenschappen tientallen huidige landbouwgewassen opgeleverd, zoals kool, boerenkool, broccoli en bloemkool. “Het heeft tienduizenden jaren aan kunstmatige selectie gekost, en een grote dosis vallen en opstaan, om mais het gewas te laten worden zoals het nu is”, legt Smeekens uit. “Maar als we de wereld willen voeden”, verzucht hij, “kunnen we het ons niet verloven om al te lang te wachten.”
Met nieuwe kweektechnieken kunnen we de evolutie om gewassen geschikt te maken voor consumptie door de mens verkorten van 10.000 jaar naar slechts 10 jaar.
Sjef en zijn collega's gebruiken de nieuwe kweektechnieken om een zeer bijzondere plant, de zoetwatervaren Azolla, zo te veredelen dat het een hoogwaardig eiwitgewas wordt, dat snel kan groeien en niet concurreert met bestaande landbouwgebieden. Ze verwachten dat het kweken van deze wilde plant als landbouwgewas een alternatief kan worden voor het soja-eiwit dat nu geïmporteerd wordt uit met name Zuid-Amerika, en dat het bij kan dragen aan de transitie van vlees en zuivel - waar veel grondstoffen voor nodig zijn - naar plantaardige eiwitten. Collega-onderzoekers van de Universiteit Wageningen hebben onlangs de effectiviteit bewezen van het gebruik van de gene-editing tool CRISPR-Cas9 door tarwe glutenvrij te maken, zodat mensen met de ziekte coeliakie het veilig kunnen eten.
Maar voorlopig zal elke variëteit die hieruit voortkomt door beperkende regelgeving op de plank blijven liggen. In juli 2018 oordeelde het Europees Hof van Justitie dat alle producten die het resultaat zijn van genome-editingtechnieken onder de wetten voor genetisch gemodificeerde organismen (GMO's) vallen. “Deze uitspraak is zeer nadelig voor de landbouwinnovatie in Europa”, zegt Smeekens. “Zo wordt Europa een landbouwmuseum in plaats van wereldleider op het gebied van plantveredeling.” Het kost Sjef moeite om de teleurstelling niet in zijn stem door te laten klinken. “Genome-editing is de meest revolutionaire technologie die we hebben om nieuwe plantvariëteiten sneller, goedkoper en met een ongelooflijke precisie te produceren”, zegt hij. “Deze technologie maakt precies dezelfde soort aanpassingen aan het genoom van planten als mensen al sinds het begin van de landbouw hebben gebruikt.”
Naar een voedselsysteem dat biodiversiteit op een voetstuk plaatst
Hoewel de vooruitgang in biologisch onderzoek de potentie om voedzaam en gezond voedsel te produceren voor de toenemende wereldbevolking kan vergroten, zijn het de maatschappelijke en economische factoren die de toepassing en de waarde van het onderzoek bepalen. “Hier ligt een grote uitdaging”, zegt Marko Hekkert, voorzitter van de Future Food Utrecht kennishub. “De transitie naar nieuwe, duurzame voedselsystemen omvat niet alleen nieuwe technologieën, maar ook veranderingen in de markt en in het consumentengedrag, in de discussies op het gebied van beleid en cultuur en bij de overheid”, schrijft Marko Hekkert in ‘The Dynamics of Sustainable Innovation Journeys’. Daarom vereist denken over het opnieuw ontwerpen van het voedselsysteem een holistische en ‘systemische’ aanpak.
Al lijkt het soms anders, het huidige wereldwijde voedselsysteem werkt, zij het voor slechts een klein aantal winnaars. “Het is een perfect georganiseerd systeem, met ongelooflijke machtspelletjes en diepgewortelde institutionele structuren, die alles op zijn plaats houden”, zegt Marko. Hij bestudeert de dynamiek van verandering en de complexe mechanismen van maatschappelijke transformaties, van het decarboniseren van de economie tot het overgaan op duurzame landbouw. “Om het voedselsysteem radicaal te transformeren, moeten we de socio-technische dynamiek begrijpen.” In gewoon Nederlands: als we begrijpen hoe de partijen in de voedselketen met elkaar omgaan en elkaar beïnvloeden, zijn we beter in staat om maatregelen om te buigen om nieuwe, duurzamere methoden te stimuleren, varierend van het herstellen van de ecologische balans in de landbouwsector tot wat we kiezen om te eten.
Kijk naar de dynamiek van het Nederlandse landbouwstelsel. Hens Runhaar, universitair hoofddocent Governance of Nature and Biodiversity, deelt graag zijn visie. Hij heeft net een presentatie gegeven aan het Nederlandse Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over mogelijke manieren om natuurinclusieve landbouw te bevorderen. Natuurinclusieve landbouw houdt in dat er voor de productie van voedsel beter gebruik wordt gemaakt van ecologische processen, en dat er ook gestreefd wordt naar zo weinig mogelijk impact op het milieu. Door het gebruik van pesticiden te verminderen, de uitspoeling van voedingsstoffen - waardoor zuurstofloze zones in de oceaan ontstaan - te minimaliseren en landbouwproducten lokaal af te zetten.
Het sturen op natuurinclusieve landbouw vereist dat niet alleen boeren maar ook bedrijven, agro-voedselketens, banken, overheden, NGO's en consumenten worden gestimuleerd om bij te dragen aan de transformatie van de landbouwmethoden.
Zijn uitgangspunt is om de gebreken van het huidige systeem onder de loep te nemen. “Tientallen jaren heeft het landbouwbeleid de boeren gestimuleerd om hun productie en efficiëntie te vergroten. Om aan deze maatschappelijke eisen te voldoen, hebben boeren veel geld geïnvesteerd in het aankopen van land, maar ze opereren wel in een markt waar de prijzen voor hun gewassen aan ze worden opgelegd. Dus afstappen van een kapitaal- en grondstofintensieve vorm van landbouw, die is afgestemd op de export, vereist een nieuwe aanpak nieuwe prikkels die boeren belonen als ze hun ecologische impact minimaliseren of overstappen op biologische ongediertebestrijding”, legt Hens uit. Hij werkt met een team in Utrecht om aan te tonen dat positieve prikkels om te investeren in maatregelen die het ecosysteem ondersteunen, de toekomst van de melkveehouderij kunnen veranderen. "Zo'n dertig procent van het landoppervlak in Nederland bestaat uit grasland, dat alleen maar wordt gebruikt om zo veel mogelijk melk te produceren. Maar grasland kan ook gebruikt worden om een bijdrage te leveren aan het tegengaan van de erosie, aan het verhogen van de bodemvruchtbaarheid, het beschermen van de biodiversiteit, de opslag van koolstof, het recyclen van water en voedingsstoffen of aan het afbreken van afval.”
Er ligt een veelbelovende business case voor het behouden en herstellen van de biodiversiteit in landbouwgebieden. Merel Soons onderzoekt hoe we in de landbouw biodiversiteit kunnen gebruiken om de productiviteit van grasland te stimuleren. “Mijn onderzoek heeft aangetoond dat we beschermende natuurgebieden nodig hebben om onze meest waardevolle en kwetsbare natuur te behouden. Deze natuurgebieden moeten beschermd worden tegen eutrofiëring en vervuiling. Maar de natuur zou ook terug moeten keren in het landschap tussen de natuurgebieden in, zoals in het productieland. Zo kunnen soorten behouden worden, die typisch zijn voor de landbouwgebieden. Deze soorten kunnen elkaar en ook ons helpen, door een buffer te vormen tegen de klimaatverandering. Een voorbeeld: graslanden met een groter aantal plantensoorten hebben een grotere kans om beter tegen droogte en overstromingen te kunnen, en zorgen zo voor een stabielere voedselvoorziening. Een proces dat we momenteel aan het onderzoeken zijn.” Deze onderzoeken worden uitgevoerd in het Biodiversity and Climate Variability Experiment van de Universiteit Utrecht (UU BioCliVE), een immens experiment dat uit 352 miniatuurgraslanden bestaat, waar Merel en andere onderzoekers van Ecology & Biodiversity het functioneren en de bijdrage aan het ecosysteem van het grasland onder toekomstige klimaatomstandigheden onderzoeken.
Economisch historicus Jan Luiten van Zanden sluit hierop aan: “Het fokken van dieren en het kweken van planten op een manier die goed is voor het land, de boeren en voor de flora en fauna van die plek vereisen positieve prikkels vanuit de overheid, maar ook veel geld. Op dit moment zijn landbouwproducten gewoon te goedkoop. We zullen dus meer voor ons eten moeten gaan betalen. Zijn consumenten daar blij mee? Dat is een heel belangrijk politiek vraagstuk”, stelt hij.
Op dit moment zijn landbouwproducten gewoon te goedkoop. We zullen dus meer voor ons eten moeten gaan betalen.
En, zijn we bereid om meer voor ons voedsel te betalen? Zijn we bereid om onze eetgewoonten te veranderen om de planeet weer in balans te brengen?
Er zijn wel aanwijzingen in die richting - en in toenemende mate. Een aantal onderzoeken geeft aan dat consumenten bereid zijn om meer te betalen voor biologisch voedsel, tot wel 100% boven de standaardprijzen. “De groei met dubbele cijfers die gaande is in de markt voor vlees- en zuivelvervangers wijst erop, dat er ook onder consumenten belangstelling is voor alternatieve proteïnen”, zegt Marko Hekkert. Jongere generaties zijn zich steeds meer bewust van de uitdagingen op het gebied van duurzaamheid en van hun rol in het maken van slimme voedselkeuzes. In de Verenigde Staten is het aantal boerenmarkten sinds 2000 meer dan verdrievoudigd tot bijna 8.400. En door de opkomst van steeds meer lokale initiatieven kopen steeds meer mensen vers voedsel uit hun eigen omgeving.
Maar ook al proberen boerenmarkten, de community-supported landbouw en solidaire voedselnetwerken het industriële voedselproductiemodel uit te dagen, ze zijn nog niet mainstream, aldus Agni Kalfagianni universitair hoofddocent Transnational Sustainability Governance aan het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling in Utrecht. “Toch geven deze voorbeelden van lokale voedselproductie en korte ketens een beeld van een beweging die parallel aan ons geglobaliseerde voedselsysteem kan bestaan. Een beweging die ingrijpend verandert hoe wij onze relatie met elkaar en met de wereld om ons heen zien.”
Hoe meer we zoeken naar innovatieve concepten die het moderne voedselsysteem kunnen veranderen, hoe duidelijker het wordt dat bredere, systemische veranderingen noodzakelijk zijn. We schrikken vaak terug van zo'n grote of omslachtige verandering, maar laten we ons realiseren dat ook kleine interventies kunnen helpen om de balans om te laten slaan. Sociaal- en Gezondheidspsycholoog Dr. Marleen Gillebaart test de effectiviteit van nudging (onbewust stimuleren) om gezondere voedselkeuzes aan te moedigen: “Stel je gaat na je werk boodschappen doen en je hebt je voorgenomen om gezonder te leven. Maar, op dat moment heb je weinig energie, je hebt honger en je wordt gebombardeerd met tientallen keuzes. Een heel simpele nudge zou dan zijn om in de winkel de gezondere opties voor jou beter zichtbaar te maken.” In het Self-Regulation lab in Utrecht hebben Marleen en haar collega's deze subtiele overreding getest met een virtuele opstelling die het winkelen in een supermarkt nabootst. “We kunnen zien dat als gezondere producten op ooghoogte of op een prominente plek gezet worden, de kans groter is dat consumenten voor dit gezondere alternatief kiezen.”
Gezondere en meer duurzame voedselkeuzes sturen een morele boodschap naar de voedselketen, die onze voedselomgeving en ons beleid kan beïnvloeden.
De voedselkeuzes van de consument kunnen dus grote invloed hebben op het voedselsysteem; de vraag uit de markt beïnvloedt soms zelfs welke producten er gemaakt worden en hoe. Terwijl het gesprek met Agni ten einde loopt, zegt ze iets ongelooflijk simpels, maar daarmee niet minder filosofisch: “Mensen moeten de tijd hebben om hun eten te koken.” Net zoals we bijna vergeten waren dat eten een ‘landbouwhandeling’ is, herinnert Agni Kalfagianni ons eraan dat koken een politieke handeling is, waarmee we ons kunnen verzetten tegen het geïndustrialiseerde voedselproductiemodel, dat geen rekening houdt met de gezondheid van onze planeet.
Diversificering en decentralisatie van voedselsystemen door het lokaal maken van de productie kan ons agro-voedselsysteem transformeren.
Future Food Utrecht
Alleen door vooruit te kijken kunnen we nieuwe perspectieven vormen en ideeën opdoen voor het herontwerpen van het voedselsysteem dat - zoals het nu is - niet geschikt is om de dubbele uitdaging aan te gaan om de wereld te voeden en tegelijk de grenzen en de gezondheid van onze planeet - waar we allemaal van afhankelijk zijn voor ons voedsel - te respecteren. Door gebruik te maken van hun buitengewone inzicht in de biologie en ecologie van planten, brengen wetenschappers van de Universiteit Utrecht de mogelijkheden in kaart om met nieuwe technologieën ons voedsel natuur-inclusiever, gezonder en duurzamer te maken. Door uit te zoeken hoe consumenten tegen hun voedsel en het toenemend aantal duurzamere alternatieven aankijken, komen sociale en innovatiewetenschappers steeds dichter bij de realisatie en de versnelling van een verandering in dit gedrag. Een verandering die zich als een olievlek kan verspreiden naar de markt en naar de manier waarop voedsel geproduceerd wordt.
Wat ik mooi vind aan Future Food Utrecht is dat het mensen samenbrengt uit alle disciplines die nodig zijn om compleet nieuwe en duurzame voedselsystemen te bedenken.
Future Food Utrecht biedt een platform aan wetenschappers en externe belanghebbenden, waarmee dit initiatief bijdraagt aan de transitie naar een voedselsysteem voor een duurzamere wereld. Het is een zoektocht naar katalysatoren van verandering: kleine interventies met een groot effect. Ze experimenteren met oplossingen in hun eigen achtertuin en al doende komen zij verder. Zo heeft Future Food Utrecht de krachten gebundeld met de cateringservice en is een experimenteel restaurant opgezet, waar ideeën in de praktijk getest kunnen worden. En met het ondertekenen van de Green Deal Natuurinclusieve landbouw in het Groene Onderwijs leidt de Universiteit Utrecht de nieuwe generatie voedselprofessionals op een totaal andere manier op.
Geschreven door Marta Jimenez. Vertaald door Felice Ghering.