Fairtrade, Rainforest Alliance, Organic, Bird Friendly... certificeringslabels die duurzaamheid garanderen van producten als koffie en chocolade. Maar hoe duurzaam zijn ze? Is het betalen van een eerlijke prijs aan de boeren voldoende om koffie en cacao ook daadwerkelijk als eerlijk en duurzaam te kunnen bestempelen? En wat anders kan naast dit soort keurmerken en premies de ecosystemen en de gemeenschappen die deze producten verbouwen in stand houden, zodat het kopen van deze lekkernijen ook in de toekomst mogelijk is? Utrechtse onderzoekers bestuderen en ondersteunen innovaties die deze wereldwijde voedselvoorzieningsketens duurzamer kunnen maken, zodat ook jij de volgende keer dat je voor een schap vol keurmerken staat een meer verantwoorde keuze kunt maken.

Decennia van duurzaamheidslabels. Wat nu?

Geschatte leestijd: 12 minuten

A black hand holding cacao beans
Illustratie David Alabo

Het begon allemaal met Fairtrade. In 1988 verkochten Nederlandse supermarkten de eerste pakken koffie met het Fairtrade-label ‘Max Havelaar’. Sindsdien zijn er honderden keurmerken op de markt gekomen die aangeven dat het product in kwestie op de een of andere manier duurzaam is. Maar wat betekent dat? En wat hebben deze certificeringen in de afgelopen 30 jaar nu werkelijk bijgedragen aan de duurzaamheid van de toeleveringsketens?

Meer dan de helft van de in Nederland verkochte koffie wordt op duurzame wijze geproduceerd.

"Het is erg moeilijk om de echte ecologische en sociale impact te bepalen van de meer dan 400 duurzaamheidsnormen die er voor landbouwproducten bestaan. Vooral omdat deze per land en per sector zo verschillend zijn", legt milieuwetenschapper Walter Vermeulen uit. "Maar we hebben een goede graadmeter bedacht: de potentiële impact op het milieu en op de samenleving van de producerende landen."

Volgens Vermeulens berekeningen is bijvoorbeeld de toename van gecertificeerde koffie in de schappen een positieve kracht voor duurzaamheid. De belangrijkst reden is "dat het de reguliere bedrijven en de grote marktleiders pusht om ook duurzamer te worden." Vermeulen gebruikte hiervoor de twee certificeringssystemen voor koffie die in Nederland dominant zijn: Fairtrade Coffee ('Max Havelaar') en Utz Certified (Rainforest Alliance na een fusie in 2018).

En terwijl het marktaandeel van gecertificeerde koffie jarenlang op het niveau van twee tot drie procent bleef steken, wordt tegenwoordig meer dan de helft van de in Nederland verkochte koffie op duurzame wijze geproduceerd. "Tussen 2003 en 2009 is het gecombineerde impactpotentieel van Fairtrade en Utz gegroeid van 16,9 naar 41,7, hetgeen een stijging is van 147 procent", zegt Vermeulen. "Dat is een hele mooie prestatie; het geeft een goed idee van de invloed die certificeringen hebben om de totale koffie-industrie in de richting van duurzaamheid te sturen."

Bovendien eindigt niet alle koffie van gecertificeerde bronnen ook als gecertificeerde koffie in de schappen.

Maar verbeteren deze duurzaamheidscertificaten dan ook het leven van de boeren? Het bewijsmateriaal wijst twee kanten op, zegt Vermeulen. "Er zijn certificeringsorganisaties die aan boeren en coöperaties premies betalen om hiermee de krankzinnig lage lonen te compenseren. Maar hier zit ook een keerzijde aan: het aanmoedigen van het produceren van koffie met een prijspremie kan ertoe leiden dat er te veel koffie wordt geproduceerd, waardoor de prijs die de boer ontvangt, daalt. Bovendien eindigt niet alle koffie van gecertificeerde bronnen ook als gecertificeerde koffie in de schappen. Vaak zie je dat bijvoorbeeld koffie die als Fair Trade is gecertificeerd toch tegen een reguliere prijs wordt verkocht, hetgeen betekent dat er vanuit de consument nog onvoldoende vraag is naar gecertificeerde producten", legt Vermeulen uit.

En als er niet genoeg consumentenvraag is, kan de hogere prijs die de producenten voor hun gecertificeerde koffie en chocolade ontvangen op den duur dalen – ook al betalen de boeren nog wel de kosten voor de certificering. "Het is een paternalistisch systeem", betoogt Vermeulen. "De certificeringsnormen worden opgesteld door landen met hoge inkomens, maar het is aan de boeren in landen met lage inkomens om voor de extra kosten van de certificering te betalen: in tijd, middelen en geld."

Het beste in de schaduw

Maar wat levert de boeren wel voordeel op, terwijl het milieu toch wordt beschermd? "De manier waarop we de gewassen telen, moet veranderen", zegt René Verburg, die gespecialiseerd is in agroforestry, een systeem waarbij de teelt van bomen wordt gecombineerd met die van landbouwgewassen. "Dit is geen nieuwe methode. Het is hoe deze eeuwenoude gewassen van oudsher groeien: in de schaduw en onder het bladerdak van andere bomen."

Het introduceren of behouden van schaduwbomen in koffiesystemen heeft meerdere voordelen, zegt Verburg, wiens onderzoek bestudeert hoe de transitie naar duurzame landbouwpraktijken het ecologisch evenwicht kan herstellen. "Bomen blokkeren het zonlicht direct, zorgen voor verkoeling en beschermen de bonen tegen zware regenval, hetgeen de veerkracht van koffie tegen klimaatveranderingen vergroot. Daarnaast leveren de bomen zuurstof aan en verwijderen koolstof uit de atmosfeer, waardoor ze eveneens belangrijk zijn om klimaatverandering tegen te gaan", legt Verburg uit. "En schaduwbomen bieden een habitat voor kolibries, vlinders en insecten, die op hun beurt fungeren als natuurlijke bestrijdingsmiddelen. Als er genoeg stikstofbindende boomsoorten zijn, zoals Acacia en Inga soorten, kunnen boeren afzien van kunstmest."

Doordat schaduw de kwaliteit van het gewas verbetert, kunnen de boeren deze bonen tegen een hogere prijs verkopen.

Ondanks alle milieuvoordelen van het telen van koffie in de schaduw, was het nog niet duidelijk of deze vorm van landbouw ook economisch rendabel was voor de boeren. Verburg: "In de afgelopen decennia waren met het oog op massaproductie veel cacao- en koffieboeren overgestapt op het telen van bonen onder de brandende zon, denkend dat dit – ondanks dat grote monoculturen door het gebrek aan genetische diversiteit vatbaarder zijn voor schimmels, plagen en ziekten – meer zou opleveren."

Een van zijn naaste collega's, Pita Verweij, universitair hoofddocent landgebruik, biodiversiteit en ecosysteemdiensten, en een team van promovendi van de Universiteit Utrecht wilden dit verifiëren. Nadat ze zo'n 162 boerderijen in Peru en 74 boerderijen in Colombia hadden onderzocht, ontdekten ze dat een optimale toename van schaduwbomen ook de bestaanszekerheid van boeren zou verbeteren. Verweij: "Doordat schaduw de kwaliteit van het gewas verbetert, kunnen de boeren deze bonen tegen een hogere prijs verkopen. Daarbovenop kunnen de boeren extra inkomsten genereren van de schaduwbomen zelf, zoals fruit, noten en hout. Hierdoor zijn de boeren minder afhankelijk van dat ene gewas waarvan de prijs op de wereldmarkt voortdurend schommelt." Dus zelfs als de oogst minder is, kan het totale inkomen van de boeren hoger zijn.

Een landschappelijke benadering

"Bestaande certificeringsprogramma's kunnen boeren stimuleren om over te gaan op schaduwsystemen", zegt Verburg. De certificeringschecklist van de Rainforest Alliance vereist bijvoorbeeld dat een koffieplantage ten minste twaalf bomen per hectare heeft en dat tenminste 40 procent van de plantage bedekt is met schaduw. Maar dat is mogelijk niet toereikend om de plantage volledig aan te passen aan de klimaatverandering, zegt Verburg. "Omdat koffiesystemen onderdeel zijn van een groter landschap, zijn integrale oplossingen nodig die verder gaan dan het landbouwbedrijf zelf. Dit kan bijvoorbeeld door een gebied met natuurlijke vegetatie in een agroforestry-systeem te combineren met koffieproductie, zodat de verschillende diersoorten zich van het ene gebied naar het andere kunnen verplaatsen. Of door het vragen van strengere certificeringscriteria in gebieden die kwetsbaar zijn voor biodiversiteitsverlies, terwijl intensievere productie toegestaan wordt in gebieden die hier minder last van hebben." 

Voor zo'n integrale aanpak is ruimtelijk beleid nodig, benadrukt Verburg. "Certificeringsbedrijven hebben niet de rechtsbevoegdheid voor zo'n groot gebied. De taak waar wat moet komen, behoort toe aan de lokale overheden; maar met onze kennis en ons onderzoek kunnen we wel aanbevelingen doen voor een veerkrachtiger en duurzamer ecosysteem dat tevens tegemoetkomt aan de economische behoeften van de boeren."

Toch vergt klimaatvriendelijke landbouw nog steeds investeringen. Voor veel boeren is het al moeilijk genoeg om voldoende inkomen te genereren om in hun levensonderhoud te voorzien. Dus wat is klimaatslimme koffie waard als de boeren zelf nog steeds hongerlijden?

Illustratie David Alabo

Meer voor de boer

Want weet u hoeveel van uw espresso van twee euro vijftig of uw cappuccino van vier euro naar de boer gaat? Niet meer dan ongeveer één procent! Ook al geven we nu 20 procent meer uit aan koffie dan tien jaar geleden, de prijzen die de boeren krijgen, zijn gekelderd en schommelen nu rond de één euro per kilo bonen, hetgeen nauwelijks hun productiekosten dekt.

Ongeveer tweederde van de wereldwijde cacaohandel en -verwerking wordt gedomineerd door niet meer dan acht bedrijven.

Hetzelfde geldt voor chocolade, zegt Milande Busquet, die een deel van haar PhD aan de Universiteit Utrecht bij cacaoproducenten in West-Afrika doorbracht. "Het aandeel dat de cacaotelers toekomt, is in de loop der jaren gedaald. Nu gaat niet meer dan ongeveer zes procent van de totale waarde van een reep chocola naar de boer, terwijl dit in 1980 ongeveer zestien procent was", legt Busquet uit, verwijzend naar een baanbrekend rapport over de staat van duurzaamheid in de cacao-industrie. De boosdoener? De structuur van de chocolademarkt speelt een belangrijke rol bij het laag houden van de prijzen voor de boeren, zegt Busquet, die het beeld van een zandloper gebruikt om de cacaowaardeketen te beschrijven. "Aan de ene kant staan miljoenen boeren die hun cacaobonen verkopen en aan de andere kant staan miljoenen consumenten, mensen zoals u en ik. In het midden is er niet meer dan een handvol handelaars en chocolaverwerkende bedrijven die de markt controleert. Ongeveer tweederde van de wereldwijde cacaohandel en -verwerking wordt gedomineerd door niet meer dan acht bedrijven."

Daaruit blijkt dat de boer een zeer kleine onderhandelingspositie heeft in deze waardeketen, met weinig mogelijkheden om de arbeidsomstandigheden te verbeteren. Dit zorgt voor tal van andere problemen. "Rapporten zeggen dat er 1,5 miljoen kinderen betrokken zijn bij de cacao-industrie. Deze aantallen zijn schokkend. Deze kinderen hebben als ze volwassen zijn vaak geen andere kans op werk dan terug te keren naar de boerderij", stelt Busquet, die onderzoek doet naar de rol van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap in de aanpak van kinderarbeid. "Om de arbeidsproblemen in de chocoladesector aan te pakken en de levensstandaard van de boeren te verbeteren, moeten de boeren - naast een betere toegang tot onderwijs en tot alternatieve arbeidsmarkten - een groter deel van de totaal gecreëerde waarde krijgen", zegt Busquet.

Met andere woorden, als we echte duurzaamheid in de toeleveringsketens willen – het soort dat duurzame productie economisch levensvatbaar maakt voor de producenten – dan moeten we de ongelijkheden en machtsonevenwichtigheden in deze ketens actief aanpakken. Hoe doen we dat?

Investeren in lokale productie kan gemeenschappen laten opbloeien.

Lokale eetlust opwekken

Het begint met het creëren van betere mogelijkheden voor degenen die aan het eind van de keten staan of, zoals Margot Leger, Busquets collega aan de Utrecht University School of Economics, het graag noemt: het verdikken van de waardeketen. Voor Leger, die opgroeide in Zuid-Afrika met ‘Britse chocolade’, is het qua duurzaamheid een inkoppertje om de winsten in de cacaoketen dichter bij de productielocaties te plaatsen. "De chocolade die ik als kind in Johannesburg at, werd gemaakt van cacaobonen die in West-Afrika werden geteeld, vervolgens naar Europa werden geëxporteerd om daar te worden verwerkt en van een merk te worden voorzien, om dan weer terug naar Zuid-Afrika te worden vervoerd. Dit voelt niet goed," zucht ze. "Investeren in het productieproces van de chocolade door de binnenlandse consumptie in de landen waar de cacao wordt geoogst op te stuwen, kan lokaal hoogwaardige banen creëren en bedrijven en gemeenschappen laten opbloeien."

Makkelijker gezegd dan gedaan, want het bepalen van de prijs van de grondstoffen blijft nog grotendeels onbereikbaar voor degenen die de producten verbouwen. Zelfs in Ghana – 's werelds op één na grootste cacaoproducent – smikkelen de mensen niet van chocoladerepen zoals wij dat in Europa en de VS doen, merkt Leger op. Legers onderzoek maakt duidelijk welke voorwaarden er nodig zijn om in de cacaoproducerende landen de benodigde ondernemerscapaciteit op te bouwen. "Mijn werk bestaat eruit om ondersteuning te geven bij de opbouw van een consumptiecultuur rond chocolade en om de verschillende manieren te laten zien waarop mensen hier een inkomen mee kunnen verdienen. Hopelijk kunnen we dan op een dag overal in Nederland chocolade kopen die in Ghana geproduceerd en ook daar van een merk voorzien is."

Langzaam maar zeker beginnen er lokale bedrijfjes te ontstaan, zegt Leger trots. "Kleine ondernemers die de cacaobonen ter plekke roosteren en pellen. "De cacaonibs die daaruit voortkomen, kunnen tegen een hogere prijs verkocht worden dan de ruwe cacaobonen. Ook kunnen de nibs tot producten als cacaoboter en chocoladerepen worden verwerkt, die dan weer nog winstgevender zijn", legt Leger uit. "Deze innovaties helpen om de binnenlandse markt voor chocolade te vergroten, en is men minder afhankelijk van de Toblerones en Ferrero Rochers."

Artist's reinterpretation of a chocolate bar made in Ghana
Illustratie David Alabo

Het systeem van binnenuit veranderen

Om ondernemersinitiatieven zoals die in Ghana te ondersteunen, werkt het Social Entrepreneurship Initiative (SEI) van de Universiteit Utrecht samen met diverse bedrijven om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om hun productieprocessen en de sociale impact die daaruit voortvloeit te verbeteren. Met het Nederlandse chocoladebedrijf Tony's Chocolonely brengen de onderzoekers bijvoorbeeld in kaart wat er nodig is om echt impact te hebben op de levensstandaard in de cacaoproducerende landen.

"Een belangrijke rol van sociale ondernemers is het beïnvloeden van andere bedrijven om duurzamer te handelen", zegt hoogleraar sociaal ondernemerschap Niels Bosma, medeoprichter en coördinator van SEI. "Door hun chocoladerepen traceerbaar te maken naar de coöperaties waar ze mee samenwerken, heeft Tony's bijgedragen aan het hoger leggen van de lat voor het geven van transparantie en het nemen van verantwoordelijkheid in de sector. Door hun eigen methodes te delen en anderen hiertoe uit te nodigen via een Open Chain platform, kunnen ze samen de grotere spelers op de markt beïnvloeden om de transparantie en traceerbaarheid in hun toeleveringsketen te verbeteren. En samen kunnen ze de effecten van elke verbetering en elk initiatief tot bij de boer aan toe evalueren."

Want uiteindelijk is het voor het oplossen van de vele uitdagingen waar deze waardeketens voor staan nodig dat de hele sector op één lijn zit. Bosma: "Door samen kennis te creëren, kunnen we meer impact bereiken."

De echte prijs

Duurzaamheid in wereldwijde waardeketens is dus een zaak van iedereen: boeren, grote bedrijven, ondernemers, lokale overheden... En hoe zit het dan met ons, de consumenten? Hoe kunnen wij de inspanningen rondom duurzaamheid ondersteunen met onze aankopen? Is meer betalen voor een reep chocola of een kop cappuccino de oplossing? "Je stelt de verkeerde vraag," reageert de Utrechtse voedingswetenschapper Pim Croes. "We moeten juist niet meer betalen voor duurzame koffie of chocolade. Voor de consument zou de meest duurzame optie ook de goedkoopste moeten zijn", stelt hij. In ieder geval moeten we de echte prijs betalen.

"De prijzen die we vandaag voor de meeste producten betalen, weerspiegelen zelden de werkelijke kostprijs. Denk bijvoorbeeld aan de kosten voor het gebruik van water, pesticiden, CO2-uitstoot, ontbossing en kinderarbeid. Deze extra kosten zijn meestal 'verborgen' en niet verrekend in het prijskaartje van het eindproduct", legt Croes uit. "Maar vergis je niet, als burgers betalen we dit dagelijks in de vorm van sociale en milieuschade."

Die reële-prijseconomie beloont de preventie van ecologische en sociale schade in de hele toeleveringsketen.

Croes kwam daarom samen met milieuwetenschapper Walter Vermeulen op een idee dat een revolutie teweeg kan brengen in de wereldwijde toeleveringsketens: een methode om de 'echte prijs' van dagelijkse producten als koffie en chocolade te berekenen. "Het gaat om een methode voor levenscyclusbeoordeling, die de prijs berekent van de volledig duurzame versie van een product. Zo worden de sociale en milieukosten van de hele waardeketen in de marktprijs verwerkt."

De methode beloont de preventie van ecologische en sociale schade in de hele toeleveringsketen. "Stel je voor dat boeren geen geld hebben om te investeren in het planten van inheemse bomen om daarmee de productie van hun bonen volledig duurzaam te maken. Die bonen zouden dan Eco Social Cost Units (ESCU's) met zich mee moeten dragen, die de volgende schakel in de keten in zijn calculatie weer mee moet nemen", legt Croes uit. "En zo wordt elk sociaal en ecologisch neveneffect in de toeleveringsketen tot bij de consument doorberekend, hetgeen resulteert in de echte, reële prijs van een pak koffie."

Als iedereen in de toeleveringsketen, van boer tot branderij en supermarkt, deze nieuwe methode voor levenscyclusbeoordeling zou gebruiken om de volgende schakel in de keten zijn werkelijke prijs voor te leggen, dan komt er genoeg geld terecht bij degenen die het nodig hebben om te investeren in het voorkomen of verminderen van de milieu-impact en het verbeteren van de sociale levensstandaard. En het kan u als consument helpen om ethisch verantwoorde producten te kiezen wanneer u de reële prijzen ziet." Verregaande transparantie dus.

Als deze reële-prijseconomie – de Oiconomy – wordt opgepakt en erkend, voorspelt Croes, dan zou het voor ons totaal onlogisch zijn om het duurzame product niet te kopen.

Hoewel certificeringen een goede aanzet geven om duurzame praktijken in de toeleveringsketens van cacao en koffie te stimuleren, zijn er ook innovaties nodig die zich richten op de bestaande marktongelijkheden, die een probleem op zich vormen. Utrechtse onderzoekers bestuderen hoe certificeringsinstellingen het beste ingezet kunnen worden om agroforestry-koffiesystemen - die goed zijn voor zowel het gewas als de boer - te promoten. Er wordt onderzocht welke voorwaarden de balans zo kunnen laten doorslaan, dat de boeren en de producerende landen een eerlijke prijs en een groter deel van de inkomsten uit de verkoop van deze mondiale goederen krijgen. En misschien wel het belangrijkste is dat onze onderzoekers de verborgen sociale en milieukosten van deze producten ontrafelen, zodat iedereen, van boeren tot detailhandelaars en consumenten, weet wat je nu kan veranderen om ook in de toekomst zonder schuldgevoel van deze producten te kunnen blijven genieten.

Geschreven door Marta Jimenez. Vertaald door Felice Ghering.

Wat kun je zelf doen?

  • Vraag je werkgever om duurzame koffie, thee of chocolade

Meet the experts

  • Walter Vermeulen

    Universitair hoofddocent aan het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling van de Universiteit Utrecht
  • René Verburg

    assistent-professor aan het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling van de Universiteit Utrecht
  • Pita Verweij

    universitair hoofddocent Landgebruik, Biodiversiteit en ecosysteemdiensten, Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling van de Universiteit Utrecht
  • Margot Leger

    PhD aan de Utrecht University School of Economics
  • Milande Busquet

    PhD aan de Utrecht University School of Economics
  • Niels Bosma

    Niels Bosma

    hoogleraar Sociaal Ondernemerschap, Universiteit Utrecht
  • Pim Croes

    Oprichter en directeur van Stichting Oiconomy

Meer verhalen van Universiteit Utrecht