Lustrum Utrechts Universiteitsfonds
Het oudste universiteitsfonds van Nederland bestaat 135 jaar
Sinds de oprichting in 1886 verbindt het Utrechts Universiteitsfonds studenten en medewerkers van de Universiteit Utrecht, alumni en ook de stad Utrecht met elkaar. In dit universitaire lustrumjaar viert ook het fonds een lustrum. In 2011 onderzocht en beschreef Armand Heijnen de geschiedenis van het fonds in de uitgave ‘125 jaar Utrechts Universiteitsfonds’. Deze 135e verjaardag is reden een aantal onderdelen uit de fonds-geschiedenis in deze Illuster nog eens te ontsluiten. Met ook aandacht voor ontwikkelingen uit de afgelopen tien jaar, zoals het ontstaan van de Fondsen op naam en groeiende aantallen studenten die in hun eerste jaar Studentvriend worden van het fonds.
1886: Academiefonds

Bij gelegenheid van het 250 jarig bestaan van de Universiteit Utrecht in 1886 besloot een aantal oud-studenten geld in te zamelen voor een zogeheten ‘Academiefonds’ waarmee de universiteit zaken kon bekostigen waarin de overheidsbijdrage niet voorzag. De ongeveer zevenhonderd ‘reünisten’ brachten een bedrag van ruim 18.000 gulden bijeen om, zoals zij het in de Oprichtingsakte formuleerden, ‘den bloei der Hoogeschool te bevorderen’. Alumni konden voor vijf gulden per jaar of 50 gulden voor het leven lid worden van dit fonds. ‘President’ van het fonds was alumnus natuurwetenschappen dr. A. Vrolik, naar wie het huidige Alumni-office zijn jaarlijkse prijs voor onderzoek met belangrijk maatschappelijke impact heeft vernoemd. Van 1854 tot 1858 was Vrolik minister van Financiën. De eerste jaren waren de beheerders van de Academiefonds bepaald krenterig: tot 1890 werd er geen cent uitgegeven. In dat jaar werd 600 gulden ‘voorgeschoten’ aan de faculteit Godgeleerdheid voor de aanschaf van boeken.
1936: Geschenken

Begin vorige eeuw zocht het Academiefonds naar mogelijkheden om breder gedragen te worden dan alleen door reünisten van het Utrechtsch Studenten Corps; het wilde een organisatie voor de hele academische gemeenschap zijn. Dat uitte zich in verschillende geschenken die de universitaire gemeenschap van wat voortaan het Universiteitsfonds was gaan heten, aangeboden kreeg tijdens de lustrumfeesten. Bij het derde eeuwfeest van de universiteit in 1936 schonk het Universiteitsfonds de gobelins, gemaakt door Willem van Konijnenburg, die sindsdien een plek in de Aula hebben. In 1961 werd de Aula nog meer versierd; het Universiteitsfonds schonk toen bij gelegenheid van de 325ste verjaardag van de universiteit het 18e eeuwse Hinszorgel ter waarde van 25.000 gulden. Het orgel was oorspronkelijk gebouwd voor de Lutherse kerk in Deventer, maar deed en doet nu nog steeds dienst om oraties of afscheidscolleges muzikaal luister bij te zetten.
1941: Wereldoorlog

In de tweede wereldoorlog was het stil rondom het Universiteitsfonds. In 1941 werd er nog een bescheiden Universiteitsdag georganiseerd met als thema ‘Geestelijke vrijheid’, maar nadien werden vrijwel alle activiteiten van het fonds gestaakt, ook al omdat het hele academische leven stil was komen te liggen. Studenten daarentegen lieten nog wel van zich horen – zij hadden nu de handen vrij om actief in het verzet te gaan, waarbij zich ook een aantal alumni aansloot. In het Academiegebouw aan het Domplein hangt een beeldje van Hermes, de boodschapper van de Griekse goden. Vóór de oorlog stond dit beeldje bij de centrale studentenadministratie van de universiteit. Om te voorkomen dat de studentgegevens in handen van de Duitse bezetter zouden vallen, heeft een aantal studenten die administratie in een decembernacht van 1942 in brand gestoken. Daaronder Geert Lubberhuizen, oprichter van de illegale drukkerij De Bezige Bij. Bij die brand is het onderbeen van het Hermesbeeldje, dat in 2004 (bij het 72stelustrum) een plek in de gang richting Aula kreeg, gesmolten.
1953: Watersnoodramp

In 1953 stelde het Universiteitsfonds een commissie in die zich specifiek richtte op sociale zorg voor studenten. Directe aanleiding was de watersnoodramp in Zeeland. Ongeveer 150 Utrechtse studenten waren uit het rampgebied afkomstig. En niet alleen zij zouden steun vanuit het fonds ontvangen, maar ook alumni in Zeeland. Collega-alumni werden opgeroepen om boeken of instrumenten ter beschikking te stellen aan bijvoorbeeld gedupeerde artsen, dierenartsen of dominees. De medio vorig jaar overleden hoogleraar scheikunde Joop van der Maas was één van die mensen die in de boerderij van zijn ouders in het Zeeuwse Oosterland de watersnoodramp meemaakte. Verdrinkingsangst en opvang in een gastgezin in Hilversum vormden hem in belangrijke mate, waardoor hij in zijn latere werk aan de universiteit oog had voor studenten met een achterstand, en uiteindelijk besloot het Universiteitsfonds als enige erfgenaam te benoemen. Zijn legaat van een miljoen euro is bedoeld voor studenten die buiten hun schuld in financiële of emotionele problemen zijn geraakt. “Je moet iedereen een tweede kans gunnen”, was zijn motto.
1970: Een eigen pand

Waar het Universiteitsfonds aanvankelijk slechts één kamer in het Bestuursgebouw van de universiteit bezette – toen nog gelegen aan de Kromme Nieuwe Gracht 29 –, werd rond 1970 duidelijk dat een groter onderkomen noodzakelijk was, omdat het fonds groeide in het aantal taken. Het fonds verhuisde naar het pand Achter de Dom 20. Deels een symbolische verhuizing, omdat hier mee de onafhankelijkheid ten opzichte van het universiteitsbestuur in die periode werd onderstreept. Toenmalig directeur mw. Berthe van Middelkoop deed veel moeite om de verhouding met de universiteit te verbeteren en naamsbekendheid voor het Universiteitsfonds te genereren. Zij investeerde ook in een goede relatie met de gezelligheidsverenigingen die van oudsher al betrokken waren bij het fonds, maar probeerde tegelijkertijd ook faculteitsverenigingen, zoals de Diergeneeskundige Studentenkring of Mebiose, meer bij het fonds te betrekken. Toen al bestond het besef dat het alumnus-zijn begon vanaf het eerste moment dat een student de Alma Mater betrad, en dan het Universiteitsfonds dus niet alleen contact met reeds afgestudeerden, maar ook met nog studerenden moest onderhouden. Een besef dat de basis vormt voor het universitaire alumnibeleid tot nu toe.
1995: Relatiemanagement

“Post Iucundam Iuventutem”, zo heette het in 1950 opgerichte blad van het Universiteitsfonds. In vrije vertaling: “Na een fijne jeugd”, een tekst ontleend aan het academisch lied Gaudeamus Igitur. Het blad werd in het leven geroepen om de binding met en binnen de academische gemeenschap te bevorderen. Onder het motto “First friendraising, then fundraising” legde met name voormalige fondsdirecteur Leneke Visser veel nadruk op “relatiemanagement”. Alumni moesten nadrukkelijker bij de universiteit betrokken worden, was de gedachte. Daarvoor zag eind 1995 het kwartaalblad Illuster het licht, nadat in 1987 Post Iucundam Iuventutem was opgehouden te bestaan. “We wilden een relatieblad ontwikkelen op een journalistieke manier”, vertelt toenmalig hoofdredacteur Twan Geurts. “We hadden immers een hoog opgeleide, kritische lezersgroep die je niet bedient met ronkende hallelujaverhalen. ‘Positief-kritisch’ moest de toon zijn.” Ook kwamen er nationale en internationale alumninetwerken met bijvoorbeeld een jaarlijkse alumnilezing in New York. Nu steeds meer alumni zich betrokken voelen bij hun alma mater ziet het fonds het aantal Vrienden, donateurs en giften stijgen.
2014: Fonds op Naam

Al vanaf het begin van de vorige eeuw was het Universiteitsfonds beheerder van verschillende andere fondsen die eveneens tot doel hadden om activiteiten te bekostigen die anders geen kans van slagen zouden hebben. Maar de laatste tien jaar groeit het aantal fondsen op naam in de portefeuille van het fonds flink. Het zijn er nu 29 en er komen jaarlijks fondsen bij. Bij een fonds op naam bepaalt de oprichter, vaak een particulier, maar het kan ook een stichting of organisatie zijn, zelf het doel van het fonds. Zo bepalen donateurs zelf de impact van hun gift. Voorbeeld van zo’n fonds op naam is de ‘Hofvijverkring’, ingesteld door alumni uit Den Haag. Sinds zijn oprichting in 2014 heeft dit fonds ruim 150.000 euro bijgedragen aan Utrechts wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Een ander voorbeeld is het RechtOpLeren Fonds, opgericht door onder meer de vorige rector magnificus Bert van der Zwaan. Dit fonds heeft als doel om leerlingen en studenten afkomstig uit een achterstandspositie – zoals vluchtelingen – te helpen om het maximale uit hun talenten te halen, bijvoorbeeld door doorstroom naar het hoger onderwijs te bevorderen.
Heden: Studentvrienden

Dat het Universiteitsfonds zich behalve op afgestudeerden ook richt op studenten, blijkt wel uit het bestaan van de Studentencommissie Universiteitsfonds (STUF). Deze commissie stelt jaarlijks ongeveer 80.000 euro beschikbaar voor zowel studentenorganisaties als individuele studenten; STUF verdeelt het geld. In dit collegejaar maakt onder meer Pelle Bronkhorst deel uit van de commissie. ‘Als penningmeester van een studievereniging kwam ik al geregeld in contact STUF’, vertelt hij. ‘Toen ik een vacature bij STUF voorbij zag komen, leek me dat een mooie mogelijkheid om bij te dragen aan activiteiten die er in Utrecht voor studenten georganiseerd worden. Je krijgt zo ook ontzettend veel mee van wat er allemaal voor en door studenten wordt georganiseerd: symposia, concerten, sporttoernooien… ‘. Het geld wordt opgebracht door alumni, maar ook door studentleden van het Universiteitsfonds. ‘Altijd leuk wanneer een student in een Utrecht University hoody voorbij komt lopen. Want inmiddels zijn er al zo’n 6.000 studenten Studentvriend. Elk jaar komen er zo’n 1.500 Studentvrienden bij door de succesvolle actie bij de start van elk collegejaar, waarbij iedere nieuwe Studentvriend een Utrecht University hoody krijgt als welkomstcadeau. Zo dragen de studenten bij aan gelijke kansen voor Utrechtse studenten en daarmee aan het al sinds de begindagen van het Universiteitsfonds bestaande doel: bijdragen aan de groei en bloei van de Universiteit Utrecht.