Iedere keer als ik hier kom, voelt het als thuiskomen
“Ik zat in 1997 in Milaan bij een congres toen ik een telefoontje kreeg van professor Willem Erkelens, die in de voorbereidingscommissie zat van de Faculty Club. ‘Jij moet voorzitter worden’, zei Erkelens. Ik probeerde de boot nog af te houden en zei dat hij zelf meer geschikt zou zijn, maar hij was volhardend. Tja, toen moesten er zaken gedaan worden. Samen met Ineke van Oosten, toen nog directeur van het University College Utrecht, en Piet Zeegers, directeur van de faculteit Natuur- en sterrenkunde, zijn we aan de slag gegaan. Het bestuur is later nog uitgebreid, maar dit was de kerngroep.
Onderzoek naar bloemenfresco’s
De voorbereidingscommissie was al bij andere faculty clubs gaan kijken hoe zij hun zaken georganiseerd hadden. En ze maakte een begin met de verbouwing van het pand Achter de Dom. Er zaten nog drie collegezalen in, met systeemplafonds. Die moesten eruit, waarna eeuwenoude balken in het zicht kwamen, evenals versieringen van rond 1400! Toen dat eenmaal bekend was, moesten we de verbouwing van de gemeente onmiddellijk staken om nader onderzoek naar die bloemenfresco’s te laten doen. Die zijn vervolgens gefixeerd en nog steeds zichtbaar boven de bar. De club kreeg bij de verbouwing veel medewerking van het College van Bestuur, met name van Wim Kardux. Zij boden ons de meubels aan waardoor we de kosten enigszins binnen de perken wisten te houden. Dat eerste bestuur, dat durf ik rustig te stellen, heeft ontzettend veel energie in de Faculty Club gestoken. En oh ja, er moest ook een naam komen. De meesten stemden voor de naam Helios, de zonnegod. Zelf vond ik de suggestie ‘Prof. Zonnebloem’ de leukste.
Iedere keer als ik hier kom, voelt het toch als thuiskomen.
Zo’n club is maar een raar ding
Een volgende exercitie was het vinden van een geschikte uitbater. Zo’n club is voor een horecabedrijf een raar ding: de ene avond zit er één meneer met een biertje zijn krant te lezen, de volgende avond heb je twintig mensen te dineren. De sleutel tot het succes van de Faculty Club is tweeërlei. Ten eerste: er moet een goede manager zijn. Na enige hindernissen hadden we die uiteindelijk gevonden in de persoon van Noor van Haaren – een voortreffelijke gastvrouw. En ook over haar opvolger Sandy van Heerde niets dan lof. Het tweede pré van deze club is de locatie. Een historische binnenruimte en vooral: de tuin. Een prachtig, rustig plekje midden in de drukke stad waar het bij mooi weer heerlijk toeven is.
Wat ooit begon als rustige plek
In de beginjaren was er behoefte aan een plek waar je bijvoorbeeld als hoogleraar je buitenlandse gasten mee naartoe kon nemen. Een plek om rustig te lunchen of te dineren en een goed gesprek te voeren. Dus aanvankelijk waren we terughoudend met het organiseren van al te veel evenementen in de Faculty Club. Ik vond dat het een plek moest zijn waar medewerkers in alle rust konden lezen, eten, vergaderen, studeren … In retrospectief hadden we daarin ongelijk. De activiteiten die er worden georganiseerd zijn leuk en hebben het publiek aanzienlijk verjongd. In het begin was er zelfs discussie of ook promovendi moesten worden toegelaten. Dat hebben we gelukkig wel toegestaan. Dus ik zou het huidige bestuur, de activiteitencommissie en de manager willen meegeven: blijf vooral doen wat je doet, met hetzelfde enthousiasme dat jullie nu aan de dag leggen!
Mijn tweede huiskamer
Als voorzitter kwam ik er wekelijks; het was mijn tweede huiskamer. Nu veel minder, maar toch nog met enige regelmaat. Ik organiseer hier maaltijden voor oud-hoogleraren en heb hier ook het feest na mijn afscheidscollege gehouden. Als ik een voorbereidend gesprek met promovendi moet houden, doe ik dat vaak ook hier – hoewel ik ze tegenwoordig ook graag uitnodig in café Primus, om de hoek bij waar ik woon. Maar iedere keer als ik hier kom, voelt het toch als thuiskomen.”
Over Dop
Dop Bär is emeritus hoogleraar Experimentele Neurologie en Biomedical Sciences, voormalig opleidingsdirecteur van de masteropleiding Biomedical Sciences (BMS) en vicevoorzitter van de Graduate School of Life Sciences. Hij was vanaf zijn aanstelling aan de universiteit in 1981 nauw betrokken bij het Utrechtse onderwijs medische biologie/biomedische wetenschappen en geneeskunde. Momenteel treedt hij nog vaak op als ‘hulpsinterklaas van de rector’ – als voorzitter van promotiecommissies. Hij was de eerste voorzitter van het bestuur van de Faculty Club.