Speurneuzen naar Q-koortsbacterie
Tussen 2007 en 2010 beleeft Nederland de grootste Q-koortsuitbraak ooit beschreven in de wereld. Alumnus Jesper Weehuizen zat destijds nog op de middelbare school. Nu doet hij in het UMC Utrecht promotieonderzoek naar deze ziekte. “Hoewel heftig voor de mensen die het trof, heb je hier als onderzoeker een goudmijn aan informatie. Met mijn onderzoek hoop ik dat we in de toekomst de Q-koortsbacterie makkelijker en sneller kunnen opsporen. Dat is namelijk nogal een ‘onderduiker’ met ernstige gevolgen.”

Fluorescentie als innovatie
Jesper onderzoekt of je de Q-koortsbacterie kunt opsporen met een nieuwe methode. “Bij zo’n één tot vijf procent van de mensen die besmet raken, blijft de ziekte chronisch aanwezig. Zij nemen anderhalf tot twee jaar antibiotica, maar de bacterie speelt verstoppertje op de hartklep of in de aorta. Binnenkort reis ik naar Denemarken met afgenomen weefsels van deze chronische Q-koortspatiënten. Samen met een Deense veterinaire arts zal ik kijken of we de bacterie kunnen opsporen met fluorescentie in situ hybridisatie (FISH), een methode die we nu bijvoorbeeld gebruiken bij borstkankerdiagnoses en bij de prenatale NIPT-test. Het is nieuw dat we zoiets inzetten bij infecties.”
Database-analyse op best practices
Een ander deel van Jespers onderzoek richt zich op analyse van de Q-koortsdatabase. Daarin zitten gegevens van 600 patiënten die tijdens de epidemie ziek werden. “Ik analyseer welke diagnoses en behandelingen mensen toen hebben gekregen. Uit de statistiek moet dan blijken welke methodes het beste zijn, hoe lang je patiënten moet behandelen en opvolgen. Ik wil uiteindelijk graag publiceren, want naast de diagnose en behandeling verbeteren, wil ik ook de wetenschap vooruithelpen met gedegen onderzoeksresultaten.”


Beurs van een overleden vakgenoot
Co-promotor bij dit onderzoek is dr. Jan Jelrik Oosterheert. Hij is ook alumnus van de UU en nu internist-infectioloog. Jesper: “Aan de ene kant kun je zeggen dat ik in zijn voetsporen mag lopen, aan de andere kant coacht hij mij juist om ook zelf zijpaden te bewandelen. Ik mag altijd binnenlopen of bellen voor advies.”
Ook een cruciale rol speelt alumnus mevrouw Van Leerzem. “Zij studeerde in de jaren vijftig aan de UU en liet na haar overlijden haar gehele vermogen (a 1,2 miljoen euro) na aan de Universiteit Utrecht. Zij wilde dat het gebruikt wordt voor klinisch wetenschappelijk onderzoek door jonge onderzoekers op het gebied van interne geneeskunde. Uit haar nalatenschap ontvang ik een beurs van €10.000. Ik ben haar dankbaar dat door haar bijdrage dit onderzoek mogelijk is.”
De cijfers
2007, het is de dag na Pinksteren als een huisarts in Brabant bij de GGD informeert of er meer meldingen van luchtweginfecties in de regio zijn gemeld. Een paar dagen daarvoor had ook al een huisarts gebeld om twee ernstige lage luchtweginfecties te melden. Achteraf waren dit de beginsignalen van de grote Q-koortsuitbraak in Nederland die tot 2010 duurt. Uiteindelijk zijn 4.000 mensen besmet geraakt. Volgens het RIVM is bij de cijfers sprake van een onderschatting en zijn deze aanzienlijk hoger. Van de mensen die Q-koorts oplopen, houdt 20% langer klachten zoals het Q-koortsvermoeidheidssyndroom. Ongeveer 2% ontwikkelt chronische Q-koorts, een ernstige aandoening met veel klachten en soms de dood tot gevolg. Sinds de uitbraak zijn er 95 mensen overleden. Oorsprong van de zoönose ligt in de placenta’s en vliezen van geiten en schapen. De bacterie komt tijdens de geboorte naar buiten en waait wel tot een kilometer rondom de boerderij.