Opleiding functies art. 9 en 13f.2

​​

Opleiding functies art. 9 en 13f.2 Wet op de Dierproeven (Wod)

De Nederlandse overheid stelt eisen aan de competentie, en dus aan de opleiding, van degenen die:

  • het project en de dierproef opzetten (art. 9)
  • dierproeven verrichten (art. 13f.2)
  • dieren verzorgen en doden (art 13f.2)

Onderstaande documenten geven per functie de relevante gedeelten uit wet- en regelgeving weer (aan deze documenten kunnen geen rechten worden ontleend):

Deze eisen zijn vastgelegd in de Wet op de dierproeven (Wod), het Dierproevenbesluit 2014 en de Dierproevenregeling.

 

Voorstel benamingen functies

De voorgestelde benamingen voor bovengenoemde functies uit de Wet op de Dierproeven, zijn:

  • De "onderzoeker" (degenen die het project en de dierproef opzetten)
  • De "biotechnicus" (degenen die dierproeven verrichten, HBO en MBO niveau 4)
  • De "proefdierverzorger" (degenen die dieren verzorgen en doden, MBO niveau 3)
     

Leerdoelen

Met behulp van een Expert Group heeft de Europese Commissie aanbevelingen gedaan voor de kwalificaties en opleidingen van de personen die de diverse functies gaan bezetten. Het resulterende “Education and Training Framework” beschrijft tevens in detail en modulair de leerdoelen van de verschillende opleidingen.

De Nederlandse werkgroep Educatie & Training heeft in samenwerking met de coördinatoren van de diverse opleidingen de leerdoelen opnieuw gegroepeerd en waar nodig anders omschreven. De leerdoelen voor de functies genoemd in art. 9 (Wod) zijn weergegeven in de volgende documenten die als handvat moeten worden gezien voor de opleidingen:

Vooropleidingseisen

Om inzicht te geven in de procedure omtrent het toetsen van vooropleidings- en beroepseisen, is de "handleiding vooropleidingseisen" opgesteld. De handleiding is bedoeld voor de vergunninghoudende instellingen, c.q. de persoon die binnen een vergunninghoudende instelling “ervoor zorgt dat personeelsleden voldoende geschoold en bekwaam zijn, voortdurend worden opgeleid en onder toezicht staan totdat zij het bewijs van de vereiste bekwaamheid hebben geleverd” (verder de 'functionaris competenties’ genoemd, Wod artikel 13fc3) en de cursuscoördinatoren van de Proefdierkunde-cursus.

 

Bij- en nascholingsprincipes

De Wod bepaalt dat onder de verantwoordelijkheid van de ‘functionaris competenties’, “…personeelsleden bij elke fokker, leverancier en gebruiker voldoende geschoold en bekwaam zijn, en voortdurend worden opgeleid….” (zie art. 13f, lid 3, onderdeel c van de Wod). Voor wat betreft het “voortdurend worden opgeleid” heeft de werkgroep Educatie en Training hier voorstellen voor gedaan, deze zijn hier te downloaden in een pdf-document.

In februari 2018 heeft het 3Rs-Centre ULS in samenwerking met het IvD-platform een handreiking opgesteld voor de praktische implementatie van nieuwe wet- en regelgeving omtrent het leven lang leren in de proefdierkunde. Het document is in februari 2019 uitgewerkt en opnieuw gepubliceerd in samenwerking met het NCad.

Download hier de handreiking Leven Lang Leren in het dierexperimenteel onderzoek.

 

Europese richtlijn 2010/63/EU

De huidige wet- en regelgeving inzake proefdieren is gebaseerd op de Europese richtlijn (Directive 2010/63/EU) van de Europese Unie. De opleidingseisen staan hierin beschreven in Artikel 23 en ze luiden als volgt:

Article 23
Competence of personnel
1. Member States shall ensure that each breeder, supplier and user has sufficient staff on site.
2. The staff shall be adequately educated and trained before they perform any of the following functions:
(a) carrying out procedures on animals;
(b) designing procedures and projects;
(c) taking care of animals; or
(d) killing animals.

Persons carrying out the functions referred to in point (b) shall have received instruction in a scientific discipline relevant to the work being undertaken and shall have species-specific knowledge.
Staff carrying out functions referred to in points (a), (c) or (d)  shall be supervised in the performance of their tasks until they have demonstrated the requisite competence. Member States shall ensure, through authorisation or by other means, that the requirements laid down in this paragraph are fulfilled.
3. Member States shall publish, on the basis of the elements set out in Annex V, minimum requirements with regard to education and training and the requirements for obtaining, maintaining and demonstrating requisite competence for the functions set out in paragraph 2.

Zie voor alle artikelen de richtlijn: Directive 2010/63/EU.