Vijftig jaar na de maanlanding
Terugblik op het historische moment
Op 20 juli is het precies vijftig jaar geleden dat de eerste man voet zette op de maan: “one small step for a man, one giant leap for mankind”. Wat heeft deze stap betekend voor de wetenschap? Vier Utrechtse experts blikken terug op deze historische gebeurtenis en kijken vooruit naar de toekomst van ruimteonderzoek.
NASA geeft nieuwe maanmonsters vrij. Dat wordt spectaculair.
“Een man op de maan vond ik als kind volstrekt normaal. Pas nu ik in het onderzoek zit, besef ik hoe bijzonder dat was. Ook wetenschappelijk was die stap voor mij van belang. Op dit moment is de maan het enige andere lichaam in ons zonnestelsel waar we monsters van hebben, die we ook direct kunnen relateren aan een precieze locatie. We kunnen dus echt iets zeggen over die specifieke plek op de maan. NASA heeft destijds een aantal monsters beschikbaar gesteld, maar ook een deel achter slot en grendel gezet, met het idee dat die monsters dankzij technologische ontwikkelingen in een later stadium van nog grotere waarde zouden zijn voor de wetenschap. Tegenwoordig kunnen we inderdaad zóveel meer. Vanwege het 50-jarig jubileum geeft NASA nu nieuwe monsters vrij. Dat wordt spectaculair”, zegt planeetwetenschapper en astrobioloog Inge Loes ten Kate.
Haar onderzoek richt zich op het ontstaan van leven en de rol van planeten daarin. Ze onderzoekt onder meer hoe meteorieten afbreken, hoe mineralen met elkaar reageren op planeetoppervlakken en hoe planeten zich ontwikkelen. Inge Loes ten Kate is ook te zien in het televisieprogramma De maanlanding: 50 jaar na de eerste stap, 20 juli om 20.30u op NPO1.
Over enige jaren lijkt een permanente menselijke kolonie op de maan mogelijk te zijn.
“Een ‘giant leap for mankind’. Dat was het zeker. Wel jammer dat mankind al vijftig jaar aarzelt om het volgende stapje te ondernemen. Die wedloop naar de maan werd op een schitterende manier bezegeld door de Amerikanen. Maar door het veranderen van het politieke klimaat verflauwde het enthousiasme om de ingeslagen weg voort te gaan. Pas nu dringt het besef door dat die maan een ideale springplank is voor verdere bemande missies naar planeten en planetoïden. Over enige jaren lijkt een permanente menselijke kolonie op de maan mogelijk te zijn. Wat de Amerikanen in 1969 presteerden was moeilijk en riskant. Thans moeten veiligheid en comfort veel zwaarder gaan wegen, anders hoeft het niet. En pas als we weten hoe je een heel ecosysteem van planten, dieren en mensen in zo'n kolonie kunt creëren, kun je gaan denken over een daarop volgende giant leap. Mars? Andere manen en dwergplaneten?”, zegt emeritus hoogleraar Theoretische Natuurkunde en Nobelprijswinnaar Gerard ’t Hooft. ’t Hooft was ambassadeur van het Mars One Project. Zijn huidige onderzoek concentreert zich op de grondslagen van de kwantummechanica en op kwantumgravitatie en de rol daarin van zwarte gaten.
Het zou me niets verbazen als er in de komende decennia een mens voet op Mars zet.
“Een maanlanding zou vandaag de dag nog steeds tot de verbeelding spreken, en 50 jaar geleden was het helemaal een technologisch wonder. De maanlanding heeft zonder twijfel het pad geëffend voor ruimteonderzoek in de decennia daarna, wat onder andere heeft gezorgd voor een groot aantal onbemande missies naar de planeet Mars. Ongeveer twee jaar na de maanlanding is de eerste satelliet in een baan rond Mars gebracht. Sindsdien zijn er veertien satellieten in een baan rond Mars gebracht, waarvan er zes nog steeds actief zijn. Hoewel er nog geen mens op Mars is geweest hebben er wel vier robots voet op Mars gezet, waarvan de eerste in 1997. De data die deze satellieten hebben verzameld is van onschatbare waarde, en hebben ons veel geleerd over de geschiedenis van Mars, het voorkomen van water, en de potentie voor leven op de rode planeet. Eén van de grootste technologische en wetenschappelijke uitdagingen is een bemande missie naar Mars, en het zou me niets verbazen als er in de komende decennia een mens voet op Mars zet!”, zegt geomorfoloog Tjalling de Haas. Hij doet onderzoek naar puinstromen op aarde, en naar landvormen op Mars die waarschijnlijk door puinstromen zijn gevormd en erop duiden dat er vloeibaar water aanwezig moet zijn geweest op Mars.
Apollo 11 was een mijlpaal in de ontwikkeling van de computer- en softwaretechnologie.
In het Apollo-programma realiseerde men zich al vroeg dat de besturing van de ruimtecapsule en de maanlander te ingewikkeld werd om nog met de hand te kunnen uitvoeren. Daarom werd rond 1965 aan MIT een speciale computer voor de besturing ontwikkeld, de Apollo Guidance Computer (AGC). Hoewel standaard computers in die tijd nog groot en zwaar waren, liet het ontwerp van de AGC zien hoe het anders kon. Voor het eerst paste men de technologie van `integrated circuits' toe, waardoor het formaat en gewicht (toch nog 32 kilo) beperkt bleven tot iets wat paste in de Apollo. De AGC stond daarmee aan het begin van de verregaande miniaturisering van processoren en geheugens zoals we die in onze tegenwoordige apparatuur en smartphones kennen.
Ook de programmering van de besturings- en navigatiemethoden voor de Apollo vereiste innovaties, om de software compact en aanstuurbaar te maken. En, niet te vergeten, om deze fail-safe te maken, met speciale error detection and recovery-methoden waarbij de astronauten ook nog zelf konden ingrijpen – wat bij de maanlanding in 1969 ook nodig bleek. De Apollo-maanlanding kon mede slagen dankzij de innovaties in zowel de computerbouw als de software engineering, en was daarmee een belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling van de informatica", stelt emeritus hoogleraar Informatica Jan van Leeuwen.