Hervorming van Nederlands pensioenstelsel nog niet geheel zeker

Prof. Hans van Meerten en mr. Jorik van Zanden over het Nederlands pensioenstelsel

Het Nederlandse pensioenstelsel ter waarde van 2 biljoen euro - dat regelmatig tot de "beste" van de wereld wordt gerekend - wordt op dit moment op een historisch ongekende manier opnieuw uitgevonden.  In overeenstemming met een akkoord tussen de Nederlandse sociale partners in 2020 wordt het stelsel omgevormd van defined benefit pension schemes (DB) met gegarandeerde uitkomsten naar defined contribution  (DC) pensioen regelingen.

Een wereldwijde overgang naar DC-regelingen

De andere grote kapitaalgedekte DB-pensioenstelsels in de wereld - het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Canada - maken een overgang door bijna alle nieuwe werknemers in te schrijven in DC-regelingen en de DB-regelingen te laten afslanken naarmate de pensioengerechtigden de beroepsbevolking verlaten. In Nederland zullen deze stelsels niet gelijk opgaan; het DB-stelsel zal worden omgezet in een DC-stelsel. Een dergelijke omschakeling heeft nog nooit plaatsgevonden op een pensioenmarkt en veel details zijn onduidelijk.

De drijvende krachten achter deze overgang van DB naar DC zijn wereldwijd consistent. Vergrijzing van de bevolking, dalende steunratio's (ruwweg de verhouding tussen werknemer en gepensioneerde), mobielere arbeidskrachten die vaker van baan veranderen en afvlakkende rentetarieven die het vermogen van pensioenfondsen om uitkeringen te garanderen, lijken te hebben uitgehold.


Potentiële lasten voor een soepele overgang

Nederlandse beleidsmakers lijken het potentieel problematische karakter van pensioenrechten te onderschatten.

In Nederland heeft het reputatiesucces van het systeem vrijwel zeker geleid tot zelfgenoegzaamheid op beleidsgebied - een beruchte vijand van vooruitgang. Naar onze mening heeft deze zelfgenoegzaamheid ertoe geleid dat fundamentele juridische vragen onbeantwoord zijn gebleven. De gegarandeerde rendementen van DB-pensioenfondsen worden naar Europees recht als "pensioenrechten" beschouwd. En de vervanging van deze garanties door marktconforme beleggingsrendementen kan worden beschouwd als een schending van eigendomsrechten, wat er op zijn beurt toe kan leiden dat gepensioneerden rechtszaken aanspannen die de overgang kunnen belemmeren.

Bij het voorleggen van het pensioenakkoord lijken de Nederlandse beleidsmakers het potentieel problematische karakter van deze pensioenrechten te onderschatten. De kwestie draait om het arrest van het Europese Hof van Justitie uit 1999 in de zaak Albany, waarin de eisers beweerden dat verplichte deelname aan pensioenregelingen van meerdere werkgevers concurrentieverstorend was. Het Hof oordeelde echter dat verplichte deelneming op grond van het mededingingsrecht toelaatbaar was vanwege de hoge mate van solidariteit van deze fondsen.

De hervorming lijkt niet de kwesties te belichten die het meest belicht hadden moeten worden.

Maar in de tussenliggende 21 jaar sinds de Albany-zaak hebben de financiële en economische crisissen een ravage aangericht in de rendementen van de pensioenfondsen, zijn de obligatierendementen blijven dalen en is de non-indexering van de pensioenuitkeringen aan de inflatie de norm geworden.  De nieuwe DC-regeling bevat verschillende elementen om de verplichte deelname te handhaven. Zo zullen de regelingen een "solidariteitsbuffer" bevatten die bedoeld is om marktschommelingen af te vlakken. In markten met een hoog rendement zou een bepaald percentage van de activa opzij worden gezet om de klap te verzachten wanneer de markten dalen. Maar hoe zou dit precies in zijn werk gaan? En zal het standhouden in de rechtbank? We betwijfelen of iemand het helemaal begrijpt.

Een ander punt van zorg voor Nederlandse werknemers, die ongeveer een vijfde van hun loon aan pensioenvoorzieningen moeten besteden, is dat er zo min mogelijk voor is gezorgd dat de activa niet worden toegewezen aan niet-duurzame of ongewenste investeringen - bijvoorbeeld in de aardolieproductie of in wapens. Hoewel de overgang tot doel heeft de pensioenfinanciering te "personaliseren", lijken de spaarders weinig controle te hebben over de toewijzing van hun activa.

Concluderend: de hervorming lijkt niet de kwesties te belichten die het meest belicht hadden moeten worden.

Defined-Benefit (DB) versus Defined-Contribution (DC) regeling

Er zijn verschillende soorten pensioenregelingen. De meest voorkomende is de defined benefit (DB) regeling. Bij deze regeling is de hoogte van het pensioen afhankelijk van het aantal gewerkte jaren en de betaalde premie. Vrijwel al deze regelingen zijn gebaseerd op het gemiddelde loon, waarbij het opgebouwde pensioen altijd gerelateerd is aan het inkomen in een bepaald jaar. Bij gemiddelde loon regelingen is meestal sprake van voorwaardelijke indexatie. Dit betekent dat de pensioenaanspraken van zowel werkenden als gepensioneerden in principe elk jaar worden aangepast aan de inflatie of de loonstijging in de sector.

Naast de DB bestaan er premieregelingen, de zogenoemde de defined contribution (DC) regelingen. In deze regelingen is de hoogte van het pensioen afhankelijk van de premies die tijdens de opbouwfase zijn ingelegd en het rendement op deze premies. Het kapitaal moet bij pensionering worden omgezet in een periodieke uitkering. In principe draagt de werknemer zowel het beleggingsrisico als het renterisico (het risico dat de rente voor de aankoop van lijfrente verandert).

Bron: Pensioen Federatie (2021)