Brucella canis
Begin 2019 is Brucella canis gevonden bij honden die in Nederland geboren waren. Tot eind 2016 was Brucella canis nog nooit aangetoond in Nederland. Van eind 2016 tot begin 2019 is brucellose alleen gevonden bij honden die vanuit Oost-Europa geïmporteerd waren. Brucellose is een meldingsplichtige dierziekte veroorzaakt door de bacterie Brucella canis. Aangezien brucellose een zoönose is kan dit ook risico voor mensen opleveren.
Lees hier meer over de situatie en maatregelen naar aanleiding van Brucella canis bij een Nederlandse hondenfokkerij.
Lees ook het artikel over Brucella canis in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde(TvD), hierin staan ook adviezen voor dierenartsen.
Brucella canis
B. canis is een Gram negatieve, facultatief intracellulaire bacterie. De hond is het enige dierlijke reservoir; andere dieren lijken niet gevoelig voor B. canis. Echter, B. canis kan bij mensen wel ziekteverschijnselen veroorzaken.
Klinische verschijnselen hond
De incubatietijd varieert sterk; een bacteriemie treedt 1-4 weken na infectie op en kan tot 64 maanden persisteren. B. canis veroorzaakt vooral reproductiestoornissen bij de hond. Bij teven zijn de belangrijkste verschijnselen: abortus, meestal in de zevende tot negende week van de dracht, gevolgd door een vaginale uitvloeiing die enkele weken aanhoudt, of dood of zwak geboren puppy’s. Bij reuen worden epididymitis, oedeem in het scrotum, orchitis, prostatitis en sperma afwijkingen gezien. Dermatitis van het scrotum kan ontstaan door veelvuldig likken. Reuen kunnen infertiel worden. Prostatitis kan leiden tot pijn en moeilijkheden met urineren en defaecatie. Hiernaast kunnen discospondylitis, arthritis, lymfadenitis, chronische uveitis, en meningo-encefalitis gezien worden. De infectie kan echter ook symptoomloos verlopen.
Klinische verschijnselen mens
B. canis lijkt minder infectieus voor mensen dan andere Brucella species. De klinische verschijnselen komen overeen met de klinische verschijnselen van de andere Brucella species bij de mens, maar in een mindere ernstige vorm. De incubatietijd varieert sterk van één week tot zes à zeven maanden.
Klinische verschijnselen kunnen uiteen lopen van een milde vermoeidheid, vermoeidheid met intermitterende koorts tot een ziektebeeld met hoge koorts, vermoeidheid, malaise, misselijkheid, rillingen, nachtzweten en hoofdpijn
Transmissie
Na een abortus of doodgeboorte wordt B. canis in hoge concentraties uitgescheiden in de foetus, placenta, vruchtwater en vaginale uitvloeiing, waarin de uitscheiding van de bacterie enkele weken aanwezig kan blijven. Ook in de melk en in de vaginale uitvloeiing tijdens de loopsheid wordt de bacterie uitgescheiden. Een geïnfecteerde reu scheidt de bacterie in hoge concentraties uit met het sperma; dit kan weken tot maanden na de infectie aanhouden. De bacterie kan ook in de urine worden uitgescheiden en in lage aantallen in het speeksel, neus- en ooguitvloeiing en in de ontlasting.
Bij honden wordt de bacterie voornamelijk overgebracht tijdens een dekking, maar kan ook via andere routes worden overgebracht. Contact van oronasale en conjunctivale slijmvliezen met de bacterie, via direct contact met besmette dieren of gecontamineerde materialen, kan ook leiden tot een besmetting. Puppy’s kunnen intra-uterien worden besmet, maar mogelijk ook via de melk. Via deze routes kan dus een heel nest geïnfecteerd raken. Ondanks een (langdurige) behandeling met antibiotica kan B. canis persistent aanwezig blijven in de lymfknopen, milt, uterus, prostaat en gewrichten.
Bij chronisch geïnfecteerde honden levert bacteriologisch en serologisch onderzoek vaak geen positief resultaat op, terwijl deze honden de bacterie wel in lage aantallen (intermitterend) kunnen uitscheiden.
Mensen raken besmet door direct contact van de bacterie met slijmvliezen of de beschadigde huid. Met name personen die in direct contact komen met honden na een partus of abortus en laboratoriummedewerkers lopen risico op een besmetting.
Behandeling en bestrijding
Geïnfecteerde honden kunnen langdurig met antibiotica worden behandeld. Echter, met geen enkele therapie kan de bacterie met zekerheid geëlimineerd worden. Als gevolg van stress kan bij persistent geïnfecteerde honden de infectie actief worden, waarna er opnieuw een risico bestaat op verspreiding van de bacterie.
Aangifteplicht
Indien een hond serologisch positief wordt bevonden voor B. canis of als B. canis wordt gekweekt uit diagnostisch materiaal is dit volgens art. 6 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s, aangifteplichtig voor zowel het laboratorium als de dierenarts. Voor deze aangifte kunt u contact opnemen met de NVWA (telefoonnr. 045-5463188). In overleg met u zal de NVWA contact opnemen met de houder van het dier. Gezamenlijk zal de afhandeling van de melding vervolgens besproken worden.
Brucellose in de differentieel diagnose? Wat nu?
Vanwege de zoönotische risico’s van de bacterie is B. canis ingedeeld in pathogeniteitsklasse 3, wat betekent dat materiaal van verdachte dieren onderzocht moet worden in een hiervoor uitgerust laboratorium. In Nederland is het laboratorium van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR; voorheen CVI) in Lelystad het enige veterinaire laboratorium dat voldoet aan deze (BSL 3) voorwaarde en het is tevens het nationaal referentielaboratorium voor brucellose.
Als u een hond verdenkt van brucellose, wordt het ten sterkste afgeraden om monsters (bv. punctaat/pus uit ontstekingsprocessen of urine) van deze honden voor bacteriologisch onderzoek in te sturen naar een veterinair laboratorium voor routinediagnostiek. Ten eerste kan de afname van het materiaal risico opleveren voor u of uw personeel en ten tweede kan diagnostisch onderzoek in het laboratorium risico opleveren voor laboratoriummedewerkers. Gezien de recente bevindingen staat bij honden afkomstig uit Oost- en Zuid Europa met verschijnselen van een discospondylitis, een epididymitis/orchitis of een ander hierboven beschreven klinisch verschijnsel B. canis in de differentieel diagnose. Het advies is om deze honden eerst serologisch te laten onderzoek bij WBVR op antistoffen tegen B. canis, voordat er invasieve ingrepen plaatsvinden of andere monsters worden ingestuurd voor nader onderzoek. Draag bij de bloedafname handschoenen en zorg voor goede hygiëne om besmetting te voorkomen.
Tarieven, voorwaarden en inzendformulieren kunt u vinden op de website van WBVR.
Monsters voor serologie kunt u ook via het Universitair Veterinair Diagnostisch Laboratorium (UVDL) van de Faculteit Diergeneeskunde (www.uu.nl/uvdl) insturen. Zij sturen het dan door naar WBVR. Aangezien brucellose een zoönose is, moeten bij de behandeling van verdachte of geïnfecteerde honden algemene hygiënemaatregelen, zoals het dragen van handschoenen en desinfectie van ruimte en materialen, in acht worden genomen. Mocht u al materiaal voor bacteriologisch onderzoek (bv. pus/punctaat uit ontstekingsprocessen of urine) hebben afgenomen van een verdachte hond, stuur dit dan ook naar het laboratorium van WBVR. Als u twijfelt, kunt u contact opnemen met het laboratorium van WBVR (telnr. 0320-238302) of met het VMDC (telnr. 030-2531242).
Als u vragen heeft over potentieel risico voor uzelf, uw praktijkmedewerkers of de eigenaar van de hond, kunt u contact opnemen met de afdeling infectieziektebestrijding van de regionale GGD.