Angiostrongylus vasorum

Het belang van de versheid van een faecesmonster voor Angiostrongylus vasorum onderzoek d.m.v. Baermann.

De voorspellende waarde van een negatief resultaat van een Baermann-test hangt af van de vraag of de eventueel in het faecesmonster aanwezige larven nog voldoende motiliteit vertoonden ten tijde van de inzet van het onderzoek. Op dit moment is niet bekend wat de gemiddelde overlevingsduur van A. vasorum larven in hondenfaeces is en daarom heeft VMDC altijd aangedrongen op het inzenden van zo vers mogelijke monsters om het risico van een vals negatieve uitkomst zo klein mogelijk te houden.

De overlevingsduur van larven van Aelurostrongylus abstrusus in kattenfaeces is echter wel bekend: uit zeer recent onderzoek (onderzoekstage van Sylvia Mulder 2010) bij de divisie KLIF blijkt dat deze larven ten minste 3 dagen in gekoelde, met zo weinig mogelijk lucht verpakte, monsters overleven. Gezien de sterke biologische verwantschap met A. vasorum is het aannemelijk dat dit ook geldt voor deze larven. Overigens strookt dit met waarnemingen uit regio’s met een hoge A. vasorum prevalentie.

Bovenstaande betekent dat faecesmonsters voor angiostrongylose-onderzoek m.b.v. de Baermann methode het beste binnen 3 dagen na afname worden ingezet.

Op theoretische gronden dient rekening gehouden te worden met intermitterende uitscheiding, die overigens ook voor kan komen bij een aantal andere –parasitaire- infecties. De zogenaamde ‘drie-dagen-monsters’ methode is daar de praktische ondervanging voor; 3 x negatief heeft grote voorspellende waarde.

Ten einde kosten te besparen wordt vaak een zogenaamd mengmonster gemaakt van de drie monsters (1x bepalingskosten). Theoretisch ontstaat op deze wijze een verlies aan gevoeligheid wat zich vertaalt in een, waarschijnlijk geringe, afname van de voorspellende waarde van een negatief resultaat. Er zijn echter aanwijzingen dat bij klinisch zieke dieren de uitscheiding nauwelijks intermitteert.

Derhalve is een enkel monster (laten) onderzoeken een praktische insteek; is dit positief dan is de diagnose gesteld (1x bepalingskosten). Is het resultaat negatief en blijft er sterke verdenking, dan kan een tweede monster worden genomen en daarna eventueel nog een derde. Als dan ook het derde monster negatief is, is een klinische infectie met zekerheid uitgesloten. Op deze wijze kost de uitsluiting van een infectie weliswaar meer tijd en geld, maar is de voorspellende waarde het grootst.

Uit een vergelijkende studie met PCR in bloed en faeces blijkt overigens dat de Baermann-methode (op 1 monster!) bij klinisch verdachte patiënten een goede voorspellende waarde biedt (Jefferies et al, 2009). Een bijkomend voordeel is dat ookOslerus osleri en Crenosoma vulpis larven kunnen worden gevonden. Bij prevalentie-studies / screening blijkt de Baermann wat minder gevoelig. Er zijn recent antigeen-detectie Elisa’s in bloed beschreven, maar deze zijn momenteel nog niet beschikbaar.

Utrecht, februari 2011

D.J. Houwers
E.R. Nijsse

Ref.

Jefferies, R., Morgan, E.R. and S.E.Shaw. A SYBR green real-time PCR assay for the detection of the nematode Agiostrongylus vasorum in definitive and intermediate hosts. Veterinary Parasitology, 166, 112-118, 2009