History and Philosophy of Science
History and philosophy of science aan de Universiteit Utrecht
In de tweede helft van de negentiende eeuw ontstond een aanhoudende belangstelling voor de geschiedenis van de natuurwetenschappen in Nederland. Er werden standbeelden opgericht van 'helden' als Huygens en Leeuwenhoek, en er werd geld beschikbaar gesteld om hun verzamelde werken uit te geven. Deze door 'cultureel nationalisme' gedreven belangstelling vormde de voedingsbodem voor een meer inhoudelijk gemotiveerde nieuwsgierigheid naar de historische ontwikkeling van de natuurwetenschappen, die onder meer resulteerde in de boeken ‘Val en Worp’ (1924) en ‘De Mechanisering van het Wereldbeeld’ (1950) van de wiskundige Eduard Jan Dijksterhuis. In 1953 werd Dijksterhuis benoemd tot bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van de wiskunde en de natuurwetenschappen in Utrecht. Dijksterhuis publiceerde ook over wiskunde onderwijs en zijn werk heeft bijgedragen aan het debat in dat veld dat uiteindelijk heeft geleid tot de vorming van het Freudenthal Instituut.
Aan de VU werd de chemicus Reijer Hooykaas in 1946 benoemd tot hoogleraar in de geschiedenis van de natuurwetenschappen. Hij is vooral bekend geworden door zijn ‘Religion and the Rise of Modern Science’ (1972), en kwam in 1976 naar Utrecht als Dijksterhuis' opvolger. Zijn Instituut voor de Geschiedenis van de Natuurwetenschappen aan het Janskerkhof werd een belangrijke kweekvijver voor wetenschapshistorici in Nederland.
Eveneens in Utrecht werd bioloog Frans Verdoorn de eerste Nederlandse hoogleraar in de geschiedenis van de biologie. Hij richtte in 1959 het Biohistorisch Instituut op, dat gevestigd was aan de Nieuwegracht. Na het emeritaat van Verdoorns opvolger, de bioloog Pieter Smit, werd het Biohistorisch Instituut eind jaren tachtig samengevoegd met het Janskerkhof Instituut. Na de pensionering van Hooijkaas' opvolger, de chemicus Harry Snelders, werd dit nieuwe instituut overgeplaatst naar de Uithof. Inmiddels was de Utrechtse groep Grondslagen en Wijsbegeerte van de Natuurkunde, opgericht door de natuurkundige Johan Bernard Ubbink (benoemd in 1961), aan het Instituut toegevoegd. Ubbink werd opgevolgd door respectievelijk de natuurkundigen Jan Hilgevoord en Dennis Dieks. Deze groep, onder leiding van Dennis Dieks en later van sterrenkundig historicus Albert van Helden, ontwikkelde zich tot wat nu de HPS-groep is. Na enkele jaren bij de afdeling natuurkunde te hebben gezeten, is de groep in 2014 onderdeel geworden van het Freudenthal Instituut.
Waar Dijksterhuis, Hooijkaas, Verdoorn en Ubbink echte pioniers in het veld waren, zorgden hun opvolgers voor een stevige basis in onderwijs binnen de Universiteit Utrecht en verzorgen zij internationale samenwerking. De groep is nu nauw verbonden met het Descartes Centre for the History and Philosophy of the Sciences and the Humanities, een samenwerkingsverband van alle zeven Utrechtse faculteiten. Het centrum heeft als doel de studie van de geschiedenis en filosofie van alle wetenschappen te bevorderen. Het bredere doel van de HPS-groep is om de resultaten van deze studies te implementeren in het onderwijsprogramma van zoveel mogelijk Utrechtse studenten, en om deze inzichten te laten doorwerken in bredere maatschappelijke vraagstukken die samenhangen met de ontwikkeling van de wetenschappen, zoals klimaatverandering, het Antropoceen, natuurwetenschap in het digitale tijdperk, publiek vertrouwen in de wetenschap, en wetenschappelijke integriteit.
Het personeel van HPS werkt binnen het Freudenthal Instituut samen met collega’s van de wetenschaps educatie groepen, bijvoorbeeld door het verstrekken van historische en filosofische reflectie op hedendaagse debatten over onderwijs ontwikkeling.
