Spijsverteringskanaal
Via het spijsverteringskanaal worden voedingsstoffen opgenomen in het lichaam. Erfelijke afwijkingen kunnen het functioneren van dit systeem ernstig verstoren. Het Expertisecentrum Genetica onderzoekt de erfelijke basis van deze aandoeningen om beter inzicht te krijgen in de oorzaak en het verloop van de aandoeningen.
Onderzoek naar aangeboren slokdarmverlamming
We onderzoeken erfelijke, aangeboren slokdarmafwijkingen, waaronder erfelijke slokdarmverlamming bij honden. Deze afwijkingen bemoeilijken het doorslikken van voedsel en de passage van voedsel van mond naar maag. Ons doel is om inzicht te krijgen in de verschillende vormen van deze aandoening, hoe de ziekte verloopt, de erfelijkheid ervan en de onderliggende genetische mutaties. Met deze kennis willen we bijdragen aan preventie van de geboorte van pups met deze ernstige aandoening en de kennis over dit type aandoeningen vergroten.
Deze hondenrassen hebben een verhoogd risico op slokdarmverlamming:
De Zwitserse witte herder
De Oudduitse en Duitse herder
De Ierse setter
De Weimarse staande hond
De Duitse dog
De teckel, ook bekend als de dashond
Wat onderzoeken we?
Aangeboren motiliteitsstoornissen van de slokdarm zijn erfelijk, maar de specifieke genen die hierbij betrokken zijn, zijn nog niet geïdentificeerd. Door DNA-materiaal te verzamelen van honden met de aandoening, kunnen we genetisch onderzoek doen. Dit opent de weg naar de ontwikkeling van een DNA-test, waarmee fokkers gerichter kunnen selecteren en het risico op erfelijke overdracht kunnen beperken.
Hoe doen we dat?
Om slokdarmmotiliteitsstoornissen beter te herkennen en te typeren, verzamelen we gegevens van pups met deze aandoeningen. We ontwikkelen daarnaast verbeterde screeningsmethoden, zodat de aandoening in een vroeg stadium kan worden vastgesteld en een passende behandeling tijdig kan worden gestart.
Een belangrijk hulpmiddel hierbij zijn slikfilms (radiografische video-opnames van het slikproces). Hiermee volgen we de ontwikkeling van de slokdarmmotiliteit bij jonge dieren. Dit stelt ons in staat om vroege afwijkingen te herkennen en onderscheid te maken tussen gezonde pups en pups met aangeboren slokdarmverlamming of andere slokdarmafwijkingen.
Wat zijn de eerste bevindingen van het onderzoek?
Uit ons onderzoek is gebleken dat honden met motiliteitsproblemen van de slokdarm vaker boeren dan normaal, soms kieskeurig zijn met eten en mogelijk een verhoogd risico hebben op maagdilatatie en maagtorsie.
Vertoont uw hond deze symptomen of is de hond geopereerd aan een maagtorsie, dan kan het verstandig zijn om de hond te laten onderzoeken op slokdarmmotiliteitsstoornissen op de polikliniek Gastro-enterologie van het Universitair Dierenziekenhuis.
Onderzoek naar overbeten
Een overbeet ontstaat wanneer de onderkaak te kort is ten opzichte van de bovenkaak. Hierdoor sluiten de tanden niet goed op elkaar aan, wat kan leiden tot pijn doordat de hoek- en snijtanden in het gehemelte prikken. Dit veroorzaakt chronische klachten bij het dier. Inzicht in de genetische achtergrond is belangrijk voor betere diagnose en behandeling.
Deze rassen hebben een verhoogd risico op overbeet:
De Siberische husky
Wat onderzoeken we?
We richten ons op het vinden van genetische factoren die bijdragen aan de overbeet. Door specifieke genetische regio’s te identificeren bij de Siberische husky, proberen we de mutaties te achterhalen die verantwoordelijk zijn. Deze mutaties worden vervolgens ook in andere hondenrassen onderzocht om de genetische basis van de aandoening beter te begrijpen.
Hoe doen we dat?
We verzamelen ruwe genetische data via bloedmonsters en DNA-tests van Embark. De gegevens worden grondig geanalyseerd om associaties tussen genen en het ontstaan van overbeet te identificeren. Dit genetisch onderzoek helpt om mutaties te vinden die een rol spelen in de kaakontwikkeling en dus ook van overbeet.
Wat zijn de uitkomsten?
Bij de Siberische husky zijn inmiddels verschillende genetische regio’s gevonden die geassocieerd zijn met de overbeet. Door deze gebieden nader te onderzoeken, hopen we de specifieke mutaties te vinden en deze kennis te gebruiken voor diagnostiek en mogelijke fokadviezen. Dit onderzoek wordt uitgebreid naar andere rassen.