Sebastian Meyer over de verantwoordelijke staat, het 'goede leven', en 'Der Zauberberg'
In deze rubriek worden UUCePP-onderzoekers geïnterviewd door Elisabetta Manunza en Fredo Schotanus. Vandaag is senior onderzoeker Dr. Sebastian Meyer aan het woord.
Wie en wat ben je?Mijn naam is Sebastian Meyer, senior onderzoeker en expert op het gebied van het recht van de Europese Unie (EU), met name constitutionele en institutionele vraagstukken. Ik ben een aantal jaren verbonden geweest aan het Centre for Regulation and Enforcement in Europe van de “Utrecht Law School” waar ik sleutelonderzoek heb verricht naar de conceptuele, methodologische en constitutionele fundamenten van het recht van de Europese Unie. Voor dat wij het stokje in nieuwe handen gaven, hebben Linda Senden, Elisabetta Manunza en ik de buildingblock CoCoT opgericht. Sinds oktober 2024 ben ik werkzaam bij UUCePP, waar ik me zal richten op het vraagstuk van nationale veiligheid en strategische autonomie.
Na in Duitsland te zijn opgegroeid en daar te hebben gestudeerd, heb ik Europees recht gestudeerd in Maastricht en Leiden. Voor mijn promotieonderzoek verhuisde ik naar Bazel, Zwitserland, waar ik verbonden was aan het interdisciplinaire Institute for European Global Studies. Daar leerde ik hoe verrijkend het kan zijn om het recht, en de EU als zodanig, vanuit een extern – van buitenaf dus –, kritisch perspectief te benaderen. Dit is een van de redenen waarom ik me welkom voel bij UUCePP, omdat hier het aanbestedingsrecht vanuit een ruime visie wordt bestudeerd in de context van andere disciplines.
Mijn belangrijkste onderzoeksinteresse betreft de vraag hoe lidmaatschap van de EU zich verhoudt tot de nationale soevereiniteit. Veel grensoverschrijdende uitdagingen vereisen actie binnen de rechtsorde van de EU, terwijl de democratische rechtsstaat nog steeds beter tot zijn recht komt in de afzonderlijke natiestaten. In mijn proefschrift, dat in november 2024 als monografie is gepubliceerd, heb ik onderzocht wat het betekent om een 'verantwoordelijke' EU-lidstaat te zijn met betrekking tot de gemeenschappelijke uitdaging waar migratie heden ten dage de Unie en haar lidstaten voor stelt. Bij de vraag hoe migratie goed te beheren spelen fundamentele politieke kwesties een rol; dit vraagstuk overschrijdt de grenzen van juridische deelgebieden zoals asiel, migratie, grensbescherming en van rechtsstelsels.
Het is kortom een complexe materie die bestudering vanuit een groter perspectief vergt. Het is daarom cruciaal dat regelgeving (beleid én wetten) in overeenstemming is én door politiek en rechter geïnterpreteerd in het licht van overkoepelende waarden en beginselen. Zo heb ik – in een bundel dat ik onlangs mee heb geredigeerd en samengesteld (en die begin 2025 in de boekhandel ligt) – gepleit voor een coherent toelatings- en integratieregime, vanaf het moment waarop een persoon wordt toegelaten. Dit betekent in concreto dat helemaal ab initio – vanaf het begin – de overheid aan de integratie van vluchtelingen moet werken. Dit is gunstig voor zowel het welzijn van de vluchtelingen als voor(al) de ontvangende samenlevingen.
Het heeft veel voordelen om het aanbestedingsrecht op een vergelijkbare manier te benaderen, ook al is het een ander rechtsgebied. Bij UUCePP zijn we ervan doordrongen dat het aanbestedingsrecht de sleutel is om wenselijke politieke en maatschappelijke doelen te bereiken, in overeenstemming met fundamentele rechtsbeginselen zoals de rechtsstaat. In die zin is het aanbestedingsrecht 'geconstitutionaliseerd' en maakt het dus deel uit van het (Europese) rechtssysteem.
Militaire inkoop is een fascinerend deelgebied omdat het de verschillende verantwoordelijkheden van de Europese natiestaten laat zien. Aan de ene kant hebben regeringen de grondwettelijke verplichting om – in de eerste plaats – hun eigen burgers te beschermen, hetgeen ook door bijvoorbeeld de nieuwe Nederlandse regering wordt erkend. Anderzijds vereist dit niet alleen Europese samenwerking, maar vooral ook de noodzaak om de nationale en Europese capaciteiten (munitie, wapensystemen, enz.) te vergroten en op elkaar af te stemmen, waarvoor het aanbestedingsrecht een onmisbaar instrument is.
Mijn deskundigheid op het gebied van constitutioneel EU-recht kan helpen bij het aanpakken van dergelijke spanningen, bij het opbouwen van een meer effectief en coherent systeem voor overheidsopdrachten dat voor alle rechtsordes relevant kan zijn, en bij het vinden van nieuwe juridische oplossingen om op een soepele maar rechtvaardige manier aan te besteden. In de komende maanden zal ik in nauwe samenwerking met UUCePP-collega's Elisabetta Manunza, Nathan Meershoek, Bram Vroege, Niels Wittenberg en een nieuwe PhD onderzoeker (die in maart 2025 zal starten) gaan onderzoeken hoe de nationale veiligheid kan worden gewaarborgd, de strategische autonomie kan worden vergroot en tegelijkertijd innovatie bij defensieopdrachten kan worden bevorderd.
Een uitzicht vanuit de bergen verbreedt letterlijk je perspectief
Waar werk je aan en waarom? Zoals gezegd werk ik op het gebied van militaire inkoop, met een focus op het ontwikkelen van juridische innovaties en het 'verbinden' van bestaande kennis (voortbouwend op onze UUCePP-expertise) en – door dit te doen – tracht ik 'nieuwe-oude' oplossingen te identificeren om duurzame transities op het gebied van defensie en veiligheid te bevorderen. In de huidige geopolitieke context is het van cruciaal belang om de exacte wettelijke randvoorwaarden te identificeren die een snelle en efficiënte militaire inkoop (nota bene: inkoop hoeft niet altijd via de lijnen van het aanbestedingsrecht plaats te vinden) mogelijk maken maar wel in overeenstemming met nationale en Europese constitutionele waarden en principes. In dit opzicht zijn de zogenaamde 'ecosystemen' zoals gewenst door het Nederlandse Ministerie van Defensie (zie de Defensienota 2024) een interessant voorbeeld.
Door samen te werken met de nationale defensie-industrie wil de Nederlandse regering garanderen dat er materieel en personeel beschikbaar is in crisissituaties, en tegelijkertijd strategische innovaties op de lange termijn stimuleren, bijvoorbeeld op het gebied van drones en andere onbemande wapensystemen. Volgens een recent UUCePP-rapport is het wettelijk toegestaan om dergelijke 'ecosystemen' uit te zonderen van de EU-verplichtingen inzake overheidsopdrachten. Dit ontslaat Nederland echter niet van zijn Europese verantwoordelijkheden in bredere zin. De Nederlandse autoriteiten willen er namelijk ook voor zorgen dat toekomstige binnenlandse capaciteiten afgestemd (‘interoperabel’) zijn met die van andere lidstaten, om zo de Europese strategische autonomie te vergroten.
Dit voorbeeld illustreert dat fundamenteel, constitutioneel onderzoek een wenkend perspectief biedt om de uitdagingen op dit terrein te adresseren. Dat is althans wat ik wil aantonen. In de eerste plaats is er een theoretisch en methodologisch aspect, aangezien het aanbestedingsrecht niet alleen een systeem van wettelijke normen is, maar ook een instrument om capaciteiten te verwerven en innovaties te stimuleren in samenwerking met de markt. Er ontstaan dus fascinerende paden voor constitutioneel onderzoek gezien de mogelijke spanningen tussen wettelijke normen, de noodzaak tot (snel) handelen, innovatie en de afhankelijkheid van niet-statelijke actoren. In de tweede plaats hoop ik een nieuw bewustzijn te creëren onder mensen uit de praktijk, over hoe te navigeren binnen die spanningen. Ik kijk dan ook uit naar de samenwerking met het Nederlandse Ministerie van Defensie om er samen voor te zorgen dat onze bevindingen ten goede komen aan de aanbestedingspraktijk in Nederland en daarmee bijdragen aan de nationale veiligheid.
Onze wereld lijkt in een continue staat van verschillende crises te verkeren: kun je voor één (of mogelijk meerdere) van deze crises aangeven hoe dit je onderzoek beïnvloedt? Als we de verschillende crises van de afgelopen 10 tot 15 jaar fundamenteler benaderen, vind ik het gepast om te spreken van een crisis van het liberalisme in al zijn dimensies: politiek, economisch en cultureel. We staan misschien aan de vooravond van wat sommigen een 'postliberale' orde noemen, die zich probeert te onderscheiden van het liberalisme door de nadruk te leggen op het algemeen welzijn, morele waarden en deugden.
Militaire inkoop illustreert die verschuiving omdat overheden in de huidige geopolitieke omgeving meer gewicht toekennen aan veiligheidsbelangen, ten koste van puur economische overwegingen. Ik denk dat dit gevolgen heeft voor de rechtswetenschap. In plaats van (economische) rechten als vanzelfsprekend te verdedigen, zouden rechtswetenschappers moeten onderzoeken hoe rechten zich verhouden tot het (publieke) ‘goede’ en hoe tegenstrijdige belangen tegen elkaar afgewogen moeten worden. UUCePP wetenschappers en onderzoekers verbonden aan het IOS Platform The Transactional States as an Institution for Good zijn al begonnen met deze uitdagingen en ik ben blij dat ik de kans krijg om mijn inzichten en onderzoeksresultaten toe te voegen aan dit wetenschappelijke discours.
Noem je grootste ambitie of je mooiste droom (of allebei)?Vergelijkbaar met mijn onderzoeksinteresse in wat 'verantwoordelijke' EU-lidstaten zouden moeten doen, ben ik meer in het algemeen geïnteresseerd in vragen over het 'goede leven'. Als rechtswetenschapper vraag ik me bijvoorbeeld af hoe de huidige nadruk op 'maatschappelijke impact' zich verhoudt tot het traditionele doel van universiteiten om kennis te genereren. En wat voor soort juridische professionals moeten we tegenwoordig opleiden? In plaats van te pretenderen dergelijke vragen voor eens en altijd te beantwoorden (wat eigenlijk een tegenwetenschappelijke gedacht is, want wetenschap is per definitie dynamisch), is het een van mijn grootste ambities om te blijven zoeken naar (voorlopige) antwoorden en hun (tijdloze) morele fundamenten.
Noem het boek/film/denker dat de meeste indruk op je heeft gemaakt, je heeft gevormd, dat je nog 100 keer zou willen lezen of zien en waarom?Een van de meest indrukwekkende boeken die ik ooit heb gelezen is De Toverberg van Thomas Mann (1924), ook al zal ik het niet nog 100 keer lezen omdat het langzaam lezen vereist om de taal en de subtiele ironie goed te kunnen begrijpen. Mijn favoriete delen zijn die waarin de hoofdpersoon Hans Castorp beïnvloed wordt door de botsing tussen Settembrini, die de idealen van de Verlichting belichaamt, en de reactionaire Naphta.
Een boek als dit vormt me in die zin dat het me eraan herinnert hoe belangrijk het is om open te staan voor andere ideeën en wereldbeelden, vooral als onderzoeker. In plaats van argumenten te vinden voor conclusies die ik al had, probeer ik gevestigde (verborgen) aannames, inclusief die van mij, ter discussie te stellen. In dit verband denk ik ook dat we studenten en jonge onderzoekers moeten helpen om een open, autonome en kritische houding te ontwikkelen, net zoals de 'docenten' in De Toverberg probeerden in relatie tot Hans Castorp.