Artikel 30 – Geen misbruik van rechten

Het publiekelijk verbranden van een boek: meestal bedoeld om te provoceren (foto: LearningLark, Wikimedia)

Artikel 30

Geen bepaling in deze Verklaring zal zodanig mogen worden uitgelegd, dat welke Staat, groep of persoon dan ook, daaraan enig recht kan ontlenen om iets te ondernemen of handelingen van welke aard ook te verrichten, die vernietiging van een van de rechten en vrijheden, in deze Verklaring genoemd, ten doel hebben.

Wat betekent dit recht?

Artikel 30 is bedoeld om iedereen te beschermen tegen de vernietiging van mensenrechten uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM). Tegelijkertijd mogen we zelf de vrijheden uit de UVRM ook niet gebruiken om de rechten van anderen te vernietigen. Je mag bijvoorbeeld je vrijheid van meningsuiting niet misbruiken om het recht op leven van iemand anders in gevaar te brengen, zoals bij een directe oproep tot geweld. Artikel 30 beschermt dus tegen misbruik van recht, door mensen, groepen en staten. Het laat ook zien dat alle mensenrechten samenhangen.

Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht.

Hendrik Mattheus van Randwijk (verzetsleider en mede-oprichter van Vrij Nederland)

Wat is de geschiedenis van dit recht?

Juist in de Tweede Wereldoorlog werden rechten, zoals de vrijheid van meningsuiting en het kiesrecht, misbruikt door fascistische en Nazistische regimes om andere vrijheden te vernietigen. Artikel 30 werd gezien als een schild tegen de totalitaire ideeën en tirannie die juist in de Tweede Wereldoorlog zo veel onrecht hadden veroorzaakt.

Sommige staten stelden voor om het woord ‘groep’ aan het artikel toe te voegen om ervoor te zorgen dat ook groepen en organisaties de Universele Verklaring niet zouden kunnen gebruiken om de rechten en vrijheden van anderen te vernietigen. Dat voorstel werd geaccepteerd. In de Tweede Wereldoorlog was gebleken dat niet alleen staten en individuen, maar juist ook vaak groepen en organisaties rechten van anderen hadden vernietigd.

Artikel 30 is uiteindelijk unaniem aangenomen. Samen met artikel 28 en 29 vormt dit artikel het sluitstuk van de Universele Verklaring. Deze drie artikelen verbinden alle rechten.

Waar en hoe is dit recht vastgelegd?

Verschillende internationale verdragen over mensenrechten hebben een artikel dat artikel 30 UVRM als oorsprong heeft: artikel 5 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en artikel 5 van het Internationaal Verdrag inzake economisch, sociale en culturele rechten gebruiken iets andere woorden, maar doelen op hetzelfde.

Ook binnen Europa is de bescherming tegen misbruik of te verregaande beperking van mensenrechten in verschillende verdragen vastgelegd, zoals in artikel 17 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM). In artikel 53 van het EVRM wordt benadrukt dat de artikelen van het EVRM niet zo uitgelegd mogen worden dat ze een inbreuk maken op mensenrechten uit andere wetten of verdragen. Daarmee wordt de samenhang tussen alle mensenrechten benadrukt.

Ook het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie heeft zo’n bepaling. In artikel 53 staat dat de bepalingen van het Handvest niet zo mogen worden uitgelegd dat ze mensenrechten uit het Europees of internationaal recht beperken. In dit artikel wordt ook specifiek verwezen naar het EVRM.

Hoe actueel is dit mensenrecht?

Een actuele situatie was dat tijdens corona de overheid vrijheidsbeperkende maatregelen moest nemen om de volksgezondheid te beschermen. Hierbij komt het recht op bewegingsvrijheid tegenover het recht op leven te staan. Zo spelen er bij heel veel maatschappelijke problemen verschillende mensenrechten een rol die met elkaar in balans moeten worden gebracht. Daarbij moet ervoor worden gezorgd dat ze elkaar zo min mogelijk beperken. Dat is de kern van artikel 30 UVRM. Telkens als een persoon, een groep mensen of een staat zich wil beroepen op een mensenrecht of dat wil beschermen, moet gekeken worden of dat andere mensenrechten niet te veel beperkt.

Het idee is namelijk dat het ene mensenrecht niet boven het andere staat. Ze zijn allemaal even belangrijk, en zijn ook sterk met elkaar verbonden. Ze kunnen daarom vaak niet los van elkaar worden uitgeoefend. Met een lege maag kun je moeilijk je mening uiten en zonder het recht om te demonstreren kun je je niet uitspreken tegen dakloosheid, problemen in de gezondheidszorg, of discriminatie.

Vaak moet het ene recht worden beperkt om een ander recht te beschermen. Daarbij moet dan een goede en eerlijke afweging worden gemaakt zonder dat iemands rechten worden misbruikt of vernietigd. Juist dat maakt artikel 30 van de UVRM actueel.