Artikel 15 – Nationaliteit

Voorbeeld van een Nederlands paspoort (foto: Rijksdienst voor Identiteitsgegevens, Wikimedia)

Artikel 15

  1. Een ieder heeft het recht op een nationaliteit.
  2. Aan niemand mag willekeurig zijn nationaliteit worden ontnomen, noch het recht worden ontzegd om van nationaliteit te veranderen.

Wat betekent dit recht?

Alle mensen hebben het recht op een nationaliteit. Wanneer mensen geen nationaliteit bezitten zijn ze stateloos, en dat betekent dat de bescherming die zij hebben en de grondrechtenbescherming veel beperkter zijn.

Ik voel me alsof ik geen mens ben. Ik heb geen waardigheid of identificatie. Ik weet echt niet waar ik heen moet, waar ik kan wonen. Waar ik kan leven zonder stress. Waar niemand kan zeggen: ‘Dit is niet jouw land, ga terug.’

Wat is de geschiedenis van dit recht?

Mensen kunnen staatloos zijn of raken door verschillende redenen. Het kan voorkomen omdat het land waarvan ze de nationaliteit bezaten ophoudt te bestaan en ze geen nieuwe nationaliteit krijgen. Dit speelde bijvoorbeeld bij het voormalige Joegoslavië. Daarnaast komt het voor dat kinderen bij de geboorte niet geregistreerd worden of dat zij vanwege de gezinssituatie niet erkend worden als onderdaan van een land. Dit gebeurt ook regelmatig in gezinnen die op de vlucht zijn vanwege oorlog in hun land van nationaliteit. Sommige nationaliteiten, zoals die van Syrië, kunnen alleen worden doorgegeven via de vader. Als een vader een kind niet erkent, heeft het kind geen nationaliteit. Mensen zonder nationaliteit vallen niet onder een staat; zij zijn staatloos en hebben daardoor minder of geen rechten in een land.  

Na de Tweede Wereldoorlog waren veel mensen staatloos geraakt doordat gebieden werden heringedeeld en veel mensen ontheemd raakten. Staatloosheid stond daarom hoog op de politieke agenda bij het opstellen van de UVRM. Mensenrechten uit het UVRM zijn daarna opgenomen in andere bindende verdragen waaraan landen zich moeten houden, waardoor burgers van deze landen dus bepaalde rechten en plichten hebben. Dit geldt niet voor mensen zonder nationaliteit. Dat maakt deze groep extra kwetsbaar. Door mensen het recht te geven op een nationaliteit is de positie van deze groep, en hun toegang tot mensenrechten, verbeterd.

Waar en hoe is dit recht vastgelegd?

De twee belangrijkste verdragen zijn het VN-Verdrag betreffende de status van staatlozen (1954) en het VN-Verdrag betreffende de beperking van staatloosheid (1961). Het recht op nationaliteit is ook vastgelegd in artikel 4 sub a van het Europees verdrag inzake Nationaliteit (EVN). Dit verdrag is opgesteld in 1997 en heeft als doel om staatloosheid zo veel mogelijk voorkomen. Dat geldt ook voor het Verdrag tot beperking der staatloosheid uit 1961. In lid 1 van artikel 1 staat dat elke staat nationaliteit moet geven aan mensen die op het grondgebied van het land zijn geboren en die anders staatloos zouden zijn.

In een aantal verdragen is het recht op nationaliteit voor kinderen vastgelegd. Dit zijn artikel 24 lid 3 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en artikel 7 lid 1 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK).

Het EVRM bevat geen specifiek recht op nationaliteit. Door uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is artikel 8 van het EVRM toch relevant voor vraagstukken over nationaliteit. Zo heeft het Hof geoordeeld dat nationaliteit onderdeel is van de sociale identiteit van iemand. De sociale identiteit valt onder het begrip privéleven uit artikel 8 EVRM. Daardoor kunnen bijvoorbeeld de willekeurige weigering of intrekking van nationaliteit in strijd zijn met dit artikel.

Hoe actueel is dit mensenrecht?

Er zijn mensen die geen nationaliteit hebben. Zij worden ook wel ‘staatloos’ genoemd, omdat ze van geen enkele staat een burger zijn. Er zijn wereldwijd ongeveer 10 miljoen mensen staatloos. Dit zijn vaak migranten. Het is voor deze mensen vaak moeilijker om gebruik te maken van allerlei (mensen)rechten. Er is namelijk geen staat die deze mensen erkent en verantwoordelijkheid voor hen neemt. Een beroep doen op (mensen)rechten is daarom makkelijker als is vastgesteld dat zij staatloos zijn. Maar veel landen hebben geen regels voor het vaststellen van staatloosheid. Nederland is er daar een van.

In 2019 verklaarden de gemeenten Amsterdam, Utrecht en Den Haag dat zij inwoners zonder nationaliteit gingen helpen om erkend te worden als ‘staatloos’. Ze vonden namelijk dat de overheid te langzaam was met het maken van regels voor deze groep. De gemeente Utrecht heeft in 2021 een plan opgesteld om mensen te helpen bij het bewijzen van hun nationaliteit of staatloosheid. Op die manier willen ze ervoor zorgen dat er zo min mogelijk mensen zijn met de status ‘nationaliteit onbekend’. In november 2021 waren in Utrecht ongeveer 900 personen met de status ‘nationaliteit onbekend’. Dat betekent dat zij niet aan konden tonen of zij staatloos waren of dat ze een nationaliteit hadden.