Artikel 13 – Vrij reizen

Berlijnse Muur gezien vanuit West-Berlijn in 1986 (foto: Thierry Noir op Wikimedia)

Artikel 13

Eenieder heeft het recht zich vrijelijk te verplaatsen en te vertoeven binnen de grenzen van elke Staat. Eenieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het zijne, te verlaten en naar zijn land terug te keren. 

Wat betekent dit recht?

Het recht op vrij reizen betekent dat mensen binnen een staat mogen reizen, zonder belemmeringen. Daarnaast garandeert het dat mensen hun land mogen verlaten en dan erna mogen terugkeren.

Reizen is leven

Hans Christian Andersen (schrijver)

Wat is de geschiedenis van dit recht?

De Sovjet-Unie was er in 1948 fel op tegen om het recht zich vrij te verplaatsen op te nemen. In die tijd stond Rusland vrij reizen tussen de landen niet toe. Bij de stemming over het recht op bewegingsvrijheid uit artikel 13 UVRM heeft de Sovjet-Unie niet tegengestemd, maar zich onthouden van stemming.

In Duitsland stond het recht om zich vrijelijk te verplaatsen ook steeds meer onder druk. In 1946 begon de gewapende grenspolitie de grens tussen Oost- en West-Duitsland te bewaken. Vervolgens werden in 1952 rondom de grens de eerste hekken geplaatst. In 1961 begon de bouw van de muur in Berlijn die Oost- en West-Duitsland verdeelde. Vrijwel niemand kon meer de grens over. Mensen die toch probeerden te vluchten, zetten hun leven op het spel. In 1989 viel de muur en mochten mensen weer vrij reizen tussen Oost- en West-Duitsland.

Waar en hoe is dit recht vastgelegd?

Het recht om vrij te reizen is misschien wel een van de belangrijkste rechten van EU-burgers, opgenomen in het recht van de Europese Unie. Het recht om zich vrijelijk te kunnen verplaatsen is vastgelegd in artikel 45 van het Handvest en in artikel 21 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Ook is hierbij het Schengenakkoord van belang; bij dit verdrag zijn nu 26 Europese landen aangesloten die met elkaar zijn overeengekomen dat grenscontroles aan hun grenzen niet langer nodig zijn. Als je van bijvoorbeeld Nederland naar Frankrijk reist wordt je paspoort niet meer gecontroleerd (in principe).

In de Nederlandse Grondwet staat in artikel 2 lid 4 dat iedereen het recht heeft zijn of haar land te verlaten. Bovendien hebben onderdanen van Nederland recht op een paspoort wanneer ze die aanvragen. De Nederlandse staat is verplicht ervoor te zorgen dat haar burgers een paspoort kunnen krijgen om daarmee vrij te reizen.

In de Grondwet wordt verwezen naar artikel 12 en 13 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Daarnaast is op mondiaal niveau in artikel 15 lid 4 van het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen geregeld dat aan mannen en vrouwen een gelijk recht toekomt wat betreft hun bewegingsvrijheid.

Hoe actueel is dit mensenrecht?

Tijdens de coronapandemie tussen 2019-2021 werd het recht om zich vrijelijk te verplaatsen beperkt. In een wereld waar grenzen vervagen en landen steeds dichter naar elkaar toe trekken, was dat een nieuwe gewaarwording. Reizen naar het buitenland was in sommige gevallen onmogelijk. Amerika sloot de grenzen voor ongeveer 20 maanden en Nieuw-Zeeland voor wel 26 maanden. Ook binnen Europa kon er amper worden gereisd, zo is ook Italië voor een lange tijd op slot gegaan. In Frankrijk mochten mensen alleen de deur uit als ze een briefje bij zich hadden waarop een goede reden stond vermeld om buiten te mogen zijn.

Zo ver ging het in Nederland niet. Toch werd reizen binnen Nederland ook moeilijker; iedereen werd verzocht thuis te blijven en ook het openbaar vervoer reed minder vaak. Een voorbeeld van een beperking van de bewegingsvrijheid tijdens de coronaperiode was het instellen van de avondklok. Een dergelijke verregaande beperking moet nadrukkelijk in de wet staan en ook een gerechtvaardigd doel dienen. Tijdens de coronapandemie probeerde de overheid met het instellen van de avondklok de volksgezondheid te beschermen. Over de vraag of deze beperking wel duidelijk in de wet stond zijn verschillende rechtszaken geweest. Het oordeel van de rechter was dat er wel een wettelijke grondslag was.