De mythe van de aandachtsspanne

Student werkt op laptop maar is afgeleid en bouwt en toren van gekleurde pennen

Een veelgehoord advies is dat je je uitleg of hoorcollege moet beperken tot 15 minuten, of moet aanbieden chunks van 15 minuten met pauzes ertussen. Studenten kunnen hun aandacht namelijk maar 15 minuten bij je verhaal houden en daarna ben je ze kwijt. Deze aannames staan zelfs in handboeken voor onderwijsprofessionals. Maar klopt dit advies wel? Steven Raaijmakers is onderwijskundig adviseur, voorstander van evidence-based werken en geen liefhebber van broodjes aap. Daarom onderzocht hij welk bewijs er is voor de ideeën over de aandachtsspanne.

De mythe in de praktijk: TED talks

Een bekend voorbeeld van het toepassen van de 15 minuten regel is het beroemde platform TED talks (al hanteren zij de '18 minute rule'). Van een platform zoals TED talks zou je verwachten dat ze goed kunnen onderbouwen waarom hun talks maximaal 18 minuten duren. De uitleg op de website blijkt echter vrij summier. 

Carmine Gallo, een docent aan Harvard, schreef er een blog over: ‘The science behind TED’s 18 minute rule’. In dit stuk geeft hij aan dat de neurowetenschap bewezen heeft dat de regel klopt. Hij verwijst daarbij onder meer naar een boek van John Medina, een moleculair ontwikkelingsbioloog (geen neurowetenschapper) die populaire boeken schrijft over het brein. Medina claimt dat mensen na 10 minuten ‘uit tunen’ en dat dit komt door cognitive backlog. Maar als we de academische literatuur nazoeken op dit concept, blijkt de term alleen voor te komen in enkele onbekende tijdschriften. Het is geen gangbaar concept en wordt in de literatuur niet meer gebruikt. Al met al dus geen solide onderbouwing voor de 18 minutenregel. 

Vage figuren

Ook in Nederland wordt de claim gedeeld dat studenten (of leerlingen) na 15 minuten hun aandacht er niet meer bij kunnen houden. Via gedragspsycholoog David Maij kwam ik onderstaande figuur tegen, afkomstig uit het handboek Activerende Didactiek van Lia Bijkerk. 

Grafiek die de relatie laat zien tussen tijd en de aandacht van studenten

De figuur laat het verloop zien van de aandacht van studenten (en docenten) gedurende een hoorcollege. Er vallen een aantal dingen op. Zo staat er niks op de y-as: Wat geeft die lijn dan eigenlijk aan? En wat beteken de knikjes in de lijnen, zijn dit specifieke meetmomenten waartussen de lijn getrokken is? Kortom, het is niet duidelijk wat er nou precies gemeten is. 

Spoorzoeken

In de referenties van het handboek van Bijkerk bleek de figuur te komen uit een ander handboek, namelijk Leren (en) doceren in het hoger onderwijs, geschreven door o.a. Ton Kallenberg. In dat boek duikt de figuur op in het hoofdstuk over hoorcolleges geven, ditmaal met een andere bronvermelding. 

De figuur schijnt te komen uit een artikel van McLeish, 1976. Na gronding spitwerk blijkt dat dit artikel gebaseerd is op een eerder stuk van McLeish uit 1968 (inmiddels zitten we op 35 jaar voor de referentie in het handboek). Als ik het fysieke artikel ophaal bij de universiteitsbibliotheek, blijkt dit wederom een handboek te zijn. Met daarin de figuur, én informatie over de y-as (zie hieronder). 

Grafiek die de relatie laat zien tussen tijd en de aandacht van studenten

Blijkbaar geeft de y-as een percentage aan van optimale prestatie. Dus hoe goed studenten aan het werk zijn over de tijd heen. Met ook hier weer een referentie; Lloyd 1967. Deze blijkt onvindbaar, maar gelukkig beschrijft McLeish wat Lloyd heeft gedaan. Die heeft eigen observaties, de hoeveelheid aantekeningen, discussies met studenten en gesprekken met een observant gecombineerd in de grafiek. Het spoorzoeken leidde dus tot een grafiek die is opgesteld door te kijken naar ‘hoe goed studenten bezig waren’. Hoe waterdicht is deze observatie?

Ik ontdek twee artikelen die hier ingedoken zijn: Wilson en Korn (2007) en Bradbury (2016). Beide artikelen geven aan dat de studies die vaak aangehaald worden kijken naar het maken van aantekeningen, wat een slechte proxy is voor aandacht. Maar ook als er naar betere studies gekeken wordt, zien de auteurs van beide artikelen dat er geen bewijs is voor een limiet van de aandachtsspanne van 15 minuten. Interessant genoeg, geven beide juist aan dat er veel variatie is in aandacht en dat die het beste te verklaren is door wat de docent doet.

Dé aandachtsspanne bestaat niet

De aandacht van leerlingen (en studenten) varieert dus nogal over de tijd. We zien ook dat aandacht afhankelijk is van wat er gebeurt. Waar kijkt een leerling naar, wat wordt er verteld en waar is de leerling mee bezig? 

Het hele concept van een statische aandachtsspanne is eigenlijk betekenisloos, zegt Gemma Briggs aan (zij geeft les in psychologie aan de Open University en onderzoekt al jaren het onderwerp aandacht). Volgens dat concept zou je namelijk een soort intern potje met aandacht hebben en als dat op is, zou je je niet meer kunnen focussen. Terwijl we zien dat aandacht zeer extern gedreven is. Want wat er verteld wordt en door wie, heeft veel invloed op de aandacht van leerlingen. Een ander argument dat de mythe van de statische aandachtsspanne ondermijnt is: áls die zou bestaan, hoe kunnen mensen dan hun aandacht bij een uren durende film houden? 

Een vastgestelde aandachtsspanne met een tijdslimiet bestaat dus niet.

Krimpt de aandachtsspanne?

Een ander veelgehoord ‘feit’ is dat onze aandachtsspanne aan het krimpen is. Door technologie en sociale media (lees: de smartphone) zijn we niet meer in staat om ons langdurig te focussen, zo wordt beweerd.

Een kortere aandachtsspanne dan een goudvis

In vragenlijstonderzoek geven mensen aan dat zij denken dat jongeren tegenwoordig een kortere aandachtsspanne hebben dan jongeren vroeger. Zelfs Microsoft heeft geadverteerd met onderzoek dat aan zou tonen dat de aandachtsspanne nog maar acht seconden zou zijn; één seconde mínder dan dat van een goudvis! Maar als dé aandachtsspanne niet bestaat, hoe kan die kan krimpen? 

Het ‘onderzoek’ van Microsoft bleek achteraf te gaan om een feitje dat ze op een website hadden gevonden. Bij navraag door journalisten zou het gaan om hoe snel 25 mensen (in 2008) een website wegklikten die ze niet leuk vonden (als het onderzoek al zou bestaan). 

Aandacht is een schaars goed waar technologie en sociale media om strijden

Als we naar ander onderzoek kijken dat aangehaald wordt om te onderbouwen dat onze aandachtsspanne aan het wegkwijnen is, dan zien we dat het vaak net over andere dingen gaat. Zo wordt in een nieuwsartikel hoogleraar Art Kramer geciteerd, die zegt dat onderzoek aangeeft dat onze aandachtsspanne korter wordt. Er wordt verwezen naar een op het eerste gezicht degelijke studie. Maar als we goed lezen, zien we dat het niet om de aandachtsspanne gaat maar over hoeveel tijd we besteden aan content. Die tijd lijkt minder te worden, en de onderzoekers geven aan dat dit waarschijnlijk komt omdat er steeds meer informatie is en we altijd op zoek zijn naar nieuwigheid. Er zijn dus meer dingen die je kunnen afleiden. Zie het als een aandachtseconomie waarin jouw aandacht een schaars goed is waar de technologie en sociale media samen om strijden.

Geen wegkwijnende hersenen, maar wel een aandachtsprobleem 

Dat is ook iets dat andere experts beamen. De eerder genoemde dr. Briggs geeft aan dat media beter geworden zijn in het pakken van onze aandacht, maar dat er geen bewijs is dat onze aandachtsspanne aan het krimpen is. Dr. Shinn-Cunningham van Carnegie-Mellon University is het daar helemaal mee eens. Zij geeft aan: 'Devices veranderen niet hoe onze hersenen werken, maar ze maken optimaal gebruik van hoe onze hersenen werken om beslag te leggen op onze aandacht.' Er is dus wel een aandachtsprobleem, maar gelukkig is het niet zo erg dat onze hersenen aan het wegkwijnen zijn; ze worden juist aan het werk gezet door alles wat onze aandacht vraagt!

Hoe komen mythes in handboeken terecht?

Dat deze ideeën zich verspreiden komt niet alleen door sociale media; ze stonden ook in handboeken en werden verkondigd door wetenschappers. Hoe kan dat? 

De verantwoordelijkheid voor het checken van de informatie ligt in de eerste plaats bij de verspreider. Daar zou jij als lezer niet verantwoordelijk voor moeten zijn. Idealiter wordt er door uitgevers voldoende tijd genomen om alle feiten te checken, maar dit gebeurt niet altijd afdoende. Zo kan het gebeuren dat mensen elkaar napraten, en ervanuit gaan dat de ander vast de bronnen heeft gecheckt. 

Wat kun je zelf doen

Gelukkig kloppen véél dingen natuurlijk wel gewoon die in handboeken staan. Maar je hoeft het niet allemaal als zoete koek aan te nemen. Hieronder vind je enkele tips die je kunt gebruiken als je zelf een claim wilt checken. 

  • Tip 1: Zoek de bron op
    Gebruik hiervoor: Google Scholar, ResearchGate, NRO geeft toegang aan docenten. 
  • Tip 2: Check de expert
    Google degene die de claim maakt. Heeft diegene relevante expertise? (zie de moleculair ontwikkelingsbioloog die over leren schrijft)
  • Tip 3: Check andere bronnen
    Kijk of je andere bronnen kunt vinden die hetzelfde claimen. Wat is de consensus in het onderzoeksveld? Reviews (overzichtsartikelen) kunnen hierbij helpen of kijk op onderwijskennis.nl of kennisrotonde.nl. Nieuwer is de app Consensus waar je kunt checken wat de consensus over een specifieke onderzoeksvraag.
  • Tip 4: Schakel hulp in
    Je hoeft het niet zelf te doen. Er is niks mis met het inschakelen van hulp. Kom je een twijfelachtige aanname tegen? Steven kijkt heel graag met je mee (zie contactgegevens hieronder). 

Conclusie

De aandachtsspanne van studenten is niet na 15 minuten afgelopen, en ook krimpt de aandachtsspanne niet. Dat is natuurlijk mooi, maar we moeten er wel alert op blijven dat technologie en sociale media steeds beter in de gaten krijgen hoe ze onze aandacht pakken en vasthouden. Extra belangrijk dus om als docent de aandacht van onze studenten zo gezond en goed mogelijk bij het onderwijs te houden.

Referenties

Bradbury, N. A. (2016). Attention span during lectures: 8 seconds, 10 minutes, or more?. Advances in physiology education.

Wilson, K., & Korn, J. H. (2007). Attention during lectures: Beyond ten minutes. Teaching of Psychology, 34(2), 85-89.