Wie zijn kat schopt, komt daar (nu nog) mee weg

Politie en justitie kunnen meer inzetten op forensische opsporing bij verdenking van dierenmishandeling, blijkt uit onderzoek. Nu wordt hooguit twintig keer per jaar een dood dier onderzocht op sporen. 

De borstkas van de cheeta op de snijtafel is volledig leeg. De organen die er eerst nog inzaten, liggen los van elkaar op de tafel ernaast. Die worden stuk voor stuk onderzocht op afwijkingen of eventuele ziektes. De dierentuin waar de cheeta tot voor kort woonde, wil weten waaraan het dier is doodgegaan. Aan de afdeling pathologie van de faculteit diergeneeskunde in Utrecht om dat uit te zoeken.

In dezelfde ruimte snijdt de patholoog ook weleens dieren open in opdracht van het Openbaar Ministerie. In dat geval mogen publiek of studenten, uitgedost in witte jassen en ontsmette kaplaarzen, niet toekijken. “Maar het ziet er hetzelfde uit”, zegt forensisch patholoog Nynke Ankringa. “Alleen worden dan ook overal foto’s van gemaakt.”

Het volledige bericht is verschenen op 16 november 2019 in het Trouw.