Wat we toetsen, is wat we leren
In het voortgezet onderwijs speelt het centraal examen een bepalende rol in waar leraren en leerlingen zich op richten. Uit promotieonderzoek van Uwe Krause blijkt namelijk dat het centraal examen bij het vak aardrijkskunde grote invloed heeft op welke opdrachten docenten in de les geven. In het Nederlandse aardrijkskunde-examen worden hogere-orde denkvaardigheden (HOD), zoals analyseren en beoordelen in complexe samenhangen, nauwelijks getoetst, terwijl dit soort competenties juist de (taal)vaardigheden geven om deel te nemen aan het maatschappelijk debat. De lessen uit het aardrijkskundeonderwijs zijn dan ook een oproep voor het hele onderwijs: toets wat we echt belangrijk vinden, zodat deze vaardigheden in de lesopdrachten getraind worden.
Krause promoveert op 4 juli 2025 aan de Universiteit Utrecht op zijn onderzoek naar de invloed van het curriculumcontext op de HOD-opdrachten die docenten (al dan niet) inzetten. Als lerarenopleider aan Fontys Hogeschool in Tilburg is de inspiratie dichtbij, maar de basis werd al gelegd in zijn middelbareschooltijd. “In de klas bespraken we een theorie van Basil Bernstein, die een verschil zag tussen de ‘thuistaal’ en de expliciete schooltaal die nodig is om abstracte kennis te verwoorden. Op dat moment realiseerde ik me dat ik op school anders leerde praten dan ik thuis gewend was en begreep ik ineens waarom mijn broer vroeg of ik ‘niet meer normaal kon praten’.” Bernsteins theorie leidde voor Krause tot het inzicht dat het oefenen van hogere-orde denkvaardigheden een cruciale factor is voor gelijke onderwijskansen; een idee dat nu centraal staat in zijn onderzoek.
Door deze betere balans tussen het leerplan en het examen is er meer ruimte voor complexe opdrachten en maken HOD-opdrachten vanzelfsprekend deel uit van het onderwijs.
Kennis kritisch toepassen
De kern van het leerproces van leerlingen is het uitvoeren en bespreken van opdrachten. Deze variëren van het reproduceren van feiten tot het uitvoeren van complexe taken waarbij leerlingen moeten analyseren, evalueren en creëren; de zogenaamde hogere-orde denkvaardigheden. HOD-opdrachten stimuleren leerlingen om de wereld kritisch te begrijpen en te reflecteren op hun eigen kennis. Een voorbeeld hiervan is de opdracht: “Beoordeel de ontwikkeling van het toerisme op Mauritius vanuit het perspectief van duurzaamheid.” Het gaat hierbij niet alleen om feitenkennis, maar ook om het kritisch toepassen ervan. Taal speelt een cruciale rol in dit proces: leerlingen moeten de complexe verbanden die ze leggen helder kunnen verwoorden.
Vergelijking met onderwijs in Duitsland
Of leerlingen daadwerkelijk de kans krijgen om hogere-orde denkvaardigheden te ontwikkelen, hangt sterk samen met de vormgeving van het curriculum. Een vergelijking tussen Nederland en Noordrijn-Westfalen laat zien dat docenten in die Duitse deelstaat bijna drie keer zoveel evaluatie-opdrachten inzetten. Wat blijkt: bij onze buren toetsen beide het schoolexamen en het centraal examen hogere-orde denkvaardigheden. Bij ons is die samenhang minder sterk: het centraal examen richt zich vooral op opdrachten die bepaalde denkstrategieën oefenen, zoals correlaties benoemen. Hoewel docenten graag HOD-opdrachten in hun lessen willen integreren, is er niet veel ruimte voor. De uitgebreide controlemaatregelen rondom het onderwijs en de examens zorgen voor stress bij docenten. Er gaat zoveel tijd naar de voorbereiding op het centraal examen, dat het de schoolexamenonderwerpen soms verdringt. Daarnaast zijn schoolboeken ingericht op het centraal examen; ze bieden weinig HOD-opdrachten en daarmee weinig steun op dat gebied voor de docent. In Noordrijn-Westfalen is er sprake van ‘constructive alignment’, waarin zowel voor het schoolexamen als het centraal examen eenzelfde format gehanteerd wordt. Krause: “Door deze betere balans tussen het leerplan en het examen is er meer ruimte voor complexe opdrachten en maken HOD-opdrachten vanzelfsprekend deel uit van het onderwijs.”
De praktijk in Noordrijn-Westfalen laat zien dat betere afstemming tussen curriculum, toetsing en lesmateriaal leidt tot het stimuleren van kritisch nadenken. Dit versterkt ook de taalvaardigheid van leerlingen.
Taalvaardigheid versterken
Om kritische en analytische vaardigheden te ontwikkelen, moeten leerlingen juist oefenen met het aanpakken van complexe vraagstukken. “De praktijk in Noordrijn-Westfalen laat zien dat betere afstemming tussen curriculum, toetsing en lesmateriaal leidt tot het stimuleren van kritisch nadenken. Dit versterkt ook de taalvaardigheid van leerlingen.” Vooral voor leerlingen die van huis uit minder taalvaardig zijn of extra taalondersteuning nodig hebben, is het essentieel dat zij deze vaardigheden op school ontwikkelen. Dit vergroot de kansen om door te stromen. Krause adviseert dan ook om binnen het Nederlandse systeem het leerplan en eindexamen beter op elkaar af te stemmen, met meer aandacht voor hogere-orde denkvaardigheden. “Een minder strikte en gedetailleerde curriculumaanpak, zoals in Noordrijn-Westfalen, geeft docenten ook meer professionele ruimte en vermindert de werkdruk. Zo ontstaat een betere basis voor gelijke kansen en een goede voorbereiding op het vervolgonderwijs.”
Toets wat we belangrijk vinden
De praktijk in het aardrijkskundeonderwijs laat zien hoe sterk het centraal examen bepaalt wat leerlingen leren. “Wanneer dat examen nauwelijks ruimte biedt voor hogere-orde denkvaardigheden, blijft ook de lespraktijk beperkt tot kennisvergaring zoals die in het centraal examen gevraagd wordt. Dit laat een kans liggen voor het vak, namelijk het aanleren van kritisch nadenken over wat zich in de ruimte afspeelt en een weloverwogen standpunt in kunnen nemen. Voor leerlingen die baat hebben bij taalrijk onderwijs worden zo hun kansen vergroot.” Als we kansengelijkheid en krachtige kennis echt willen bevorderen, moeten we dus het curriculum en de toetsing zo inrichten dat complexe opdrachten vanzelfsprekend zijn.