Van bron naar natuur: meetnetwerk voor stikstofdepositiemetingen op de Utrechtse Heuvelrug en Veluwe

De impact van stikstof op de natuur is een veelbesproken thema. Maar hoe verspreidt stikstof zich eigenlijk door een gebied? En hoe verhoudt zich dit tot gemeten stikstofwaarden in de bodem? In haar promotieonderzoek bij het IRAS van faculteit Diergeneeskunde onderzoekt Shirah Buijnink de ruimtelijke en temporele variatie in stikstofdepositie op de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug.
In de natuurgebieden van de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug, die grenzen aan stedelijk en agrarisch gebied, is de invloed van atmosferische stikstofdepositie groot, terwijl er nog weinig depositiemetingen worden uitgevoerd. Daaromheeft Shirah Buijnink voor haar promotieonderzoek samen met collega Isabella van Schothorst een meetnetwerk opgezet op 25 plekken verspreid over de Veluwe en Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug. Deze natuurgebieden zijn gevoelig voor de effecten van stikstofdepositie die leidt tot verzuring van de bodem en uitspoeling van essentiële nutriënten. De meetlocaties liggen op verschillende afstanden van de Gelderse Vallei – een gebied met veel veehouderijen die ammoniak uitstoten - om beter te begrijpen hoe stikstof zich verspreidt.
Stikstof is vaak een abstract begrip in het debat, maar met deze metingen maken we het tastbaar: wat komt er nou écht terecht in de natuur
Stikstof komt op twee manieren terecht op de grond: via neerslag (natte depositie) of als gas en stofdeeltjes (droge depositie). De onderzoekers gebruiken een combinatie van vijf verschillende meetopstellingen om beide vormen van stikstofdepositie te bepalen. Binnen bosplots wordt regenwater onder het bladerdak en langs boomstammen opgevangen om een beeld te krijgen van de totale stikstofdepositie. Bulkvangers en wet-only vangers zijn in het open veld nabij de boslocatie geplaatst, om te meten hoeveel stikstof in het regenwater zit. Daarnaast worden in het open veld de concentraties van ammoniak (NH3) en stikstofoxide (NO2) in de lucht gemeten. De depositiemetingen worden gedurende twee jaar uitgevoerd, waarbij het regenwater elke twee weken wordt verzameld.
Op deze manier bepalen de onderzoekers hoe de verhouding tussen droge en natte depositie verandert met de afstand tot de Gelderse Vallei. Daarbij kijken ze ook naar de invloed van de vegetatiestructuur, hoogteprofielen en de weersomstandigheden zoals wind, neerslag en temperatuur. Ook wordt onderzocht wat de bijdrage van veehouderijen aan stikstofdepositie is, door te kijken naarde verhouding tussen ammonium (NH4+) en nitraat (NO3-). Vanuit landbouw bronnen betreft het grotendeels NH4+ en NH3, terwijl vanuit de industrie en verkeer juist om NOx gaat.
Het huidige stikstofbeleid is gebaseerd op veel rekenwerk en weinig veldmetingen. Het fijnmazige meetnetwerk stelt ons in staat om beter te begrijpen welke stikstofverbindingen waar neerslaan en welke effecten dit heeft op de onbalans in de stikstofkringloop van bosecosystemen
Om te zien of de gemeten gradiënten in depositie ook terug te vinden zijn in de bodem, wordt vervolgens gekeken naar variabelen zoals zuurtegraad, hoeveelheid stikstof, organisch materiaal en de koolstof-stikstof verhouding (C:N ratio). Daarbij wordt er een koppeling gemaakt met het onderzoek van haar promotor René Verburg (Coperincus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling) naar klimaatslim bosbeheer dat is opgezet in een samenwerking tussen de UU, Staatsbosbeheer en Stichting Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, onder de Onderzoeks- en Onderwijshub Utrechtse Heuvelrug. Hierin wordt onder andere onderzocht wat de invloed van bodemstikstof en verzuring is op de groei van de bomen in het gebied. De gezamenlijke wens is om de stikstofmetingen zoals beschreven in dit artikel aan deze bodem- en groeidata te koppelen.
Zie je dus tijdens je wandeling de installaties van Shirah en Isabella in het bos of veld staan? Wees dan gerust: hier wordt gewerkt aan behoud van de natuur!