Studenten testen de werking van het Europese milieurecht in 'Comparative Environmental Law Moot Court'
In het vak 'Comparative Environmental Law Moot Court' voeren masterstudenten Rechtsgeleerdheid een waarheidsgetrouwe nabootsing uit van een actuele milieurechtszaak, in de vorm van een pleitwedstrijd. Dit jaar draaide het om de vraag of in de milieu-effectrapportage – die verplicht is bij het aanvragen van een licentie voor gaswinning – ook zogenoemde ‘scope 3 emissies’ (emissies die vrijkomen bij het gebruik van gas door bedrijven en consumenten) meegenomen moeten worden. Het antwoord hierop hangt af van de wijze van interpretatie van EU-milieuwetgeving door de Nederlandse bestuursrechter. Interessant is dat rechtenstudenten uit andere Europese landen diezelfde opdracht uitvoeren. “Omdat het een EU-rechtelijke casus is, zouden de uitkomsten in theorie hetzelfde moeten zijn. Maar in de praktijk zijn ze dat echter vaak niet. De vraag is dan waarom niet?”, legt professor Chris Backes uit, die dit studieonderdeel zeven jaar geleden in het curriculum introduceerde.
De casus die de studenten dit jaar onder de loep namen is zeer actueel. Nog maar kortgeleden heeft het Hooggerechtshof (Supreme Court) van het Verenigd Koninkrijk uitspraak gedaan in een vergelijkbare zaak en stemde ermee in dat deze zogenoemde downstream-emissies in aanmerking moeten worden genomen bij milieueffectbeoordelingen van projecten voor de winning van fossiele brandstoffen. En momenteel ligt er ook een verzoek voor een advies over deze kwestie bij het EFTA-Hof (van de Europese Vrijhandelsassociatie). Binnen de EU bestaat hierover nog geen juridische duidelijkheid.
Drie stappen
Fase één bestond eruit dat studenten in de drie weken voorafgaande aan de rechtszitting bij de Raad van State (die op 28 februari heeft plaatsgevonden) in drie subgroepen een beroepschrift, verweerschrift of verklaring opstelden voor de verschillende partijen die zij vertegenwoordigden, namelijk: de initiatiefnemer van het gaswinningsproject die de vergunning aanvraagt (het fictieve ‘Drill Baby Drill B.V.’), de minister van Klimaat & Groene groei die de vergunning moet afgeven, en een eveneens fictieve NGO ('Keep it in the Ground' gedoopt) die bezwaar maakt tegen het project. Tijdens de zitting bepleitten de studenten mondeling, in het Engels, hun standpunten voor een rechtbank bestaande uit Nicolien van den Biggelaar (Staatsraad bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State), geassisteerd door Herman Kasper Gilissen (hoogleraar 'Climate Change, Regulation and Deltas' en tevens coördinator van deze cursus) en Chris Backes (hoogleraar Omgevingsrecht).
De volgende stap, die over enkele maanden plaatsvindt (en die evenals de laatste fase buiten het reguliere studieprogramma valt) is dat de teams van alle deelnemende universiteiten de resultaten en de voortgang van de procedure in hun land vergelijken. Dit jaar participeerden universiteitsteams uit Lyon, Dublin, en Greifswald/Münster. Het biedt de unieke mogelijkheid om de interpretatie en toepassing van de EU-milieuwetgeving in verschillende lidstaten te vergelijken, en te bekijken welke invloed het nationale procesrecht en bijbehorende tradities op de inhoudelijke uitkomst uitoefenen.
En als laatste gaan studenten en docenten op uitnodiging van de Europese Commissie (EC) naar Brussel om de uitkomsten van deze vergelijking te bespreken met juristen van het Directoraat-Generaal Milieu en met rechters uit verschillende EU-landen. Backes: "Dat is voor de EC ook interessant omdat zij weinig vergelijkende info hebben hoe het EU recht nu werkelijk op het niveau van lidstaten werkt en vooral hoe nationale rechters daarmee omgaan. Fase 2 en 3 zijn voor studenten en ons extra-curriculair. Maar iedereen doet dit meerwerk graag omdat het interessant en leuk is."
Samenwerking
Het gaat hier dus in de eerste plaats om een studie-opdracht, bedoeld om studenten kennis en vaardigheden bij te brengen, zoals leren om zelfstandig relevante wetenschappelijke literatuur, wetgeving en jurisprudentie op te zoeken, deze te bestuderen en analyseren, en kritisch erop te reflecteren, en uiteindelijk een juridische oplossing weten vorm te geven én deze mondeling, in het Engels, overtuigend te kunnen beargumenteren. Wat het cursusonderdeel extra bijzonder maakt is dat deze is opengesteld voor drie masteropleidingen: Staats- en bestuursrecht, Europees Recht en Law and Sustainability in Europe. "Studenten, die vaak toch wat ingesloten zijn in ‘hun’ master, ontmoeten de studenten uit andere masters en helpen elkaar in de teams, want zowel de EU-rechtelijke als de nationaalrechtelijke kennis is nodig", zegt Backes.
Gevolgen voor de praktijk?
Als 'bonus' kan de uitkomst van de rechtsvergelijking daarnaast ook nog impact hebben op de Europese rechts- of beleidspraktijk, aangezien het over betrekkelijk onontgonnen terrein gaat. Al zal dat zeker niet direct zijn, zegt Chris Backes. "De uitspraak wordt mondeling gegeven en mag nergens in het net op schrift verschijnen. Het gaat immers om rechtsvragen die zeer actueel zijn en deels op dat moment ook bij de Raad van State spelen of kunnen gaan spelen. Indirect wellicht wel. Het is soms in de discussies met de Commissie duidelijk te merken dat sommige inzichten hen aan het denken (en mogelijk handelen) zetten. Concreter kan ik dat niet maken en zeker niet aantonen."
