Studentblog: Biodiversiteit op Terschelling

Naar Terschelling met de cursus Biodiversiteit en Landschap, ook wel Bioland. Het is de droom van menig ecologisch aangelegde Utrechtse bioloog. Je wordt er dan ook voor klaargestoomd. ‘Wacht maar tot je Bioland doet’ hoorde ik de ouderejaars mij steeds vertellen. Maar waarom die fascinatie? En is het echt zo gaaf? Ik zal het je vertellen.

Veel Inheemse Nederlandse planten

Als een van de weinige cursussen binnen de opleiding Biologie bevat Bioland een veldwerkonderdeel. Je gaat namelijk, na een inleidende week met colleges, met zijn allen voor twee weken naar dat prachtige waddeneiland. Terschelling herbergt veel inheemse Nederlandse planten. Daar zitten planten tussen die voorkomen in het binnenland, aan de kust en er is een aantal zeldzame inheemse planten te vinden. Perfect als je van planten houdt! Een paar hoogtepuntjes waren: de ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia), een vleesetende plant, het duinviooltje (Viola tricolor subsp. curtisii) en het studentenroosje (Parnassia palustris) Maar ook voor dierenliefhebbers is er veel te beleven op Terschelling. Zo kun je er goed vogelen en de kibbeling is heerlijk.

Vreemde ezelsbruggetjes

Met een waterdichte plastic zak, de heilige Heukels’ Flora, een schrift en een pen, stonden wij de eerste week in weer en wind voor ons leven te schrijven. Stortbui of niet, de immer enthousiaste Gijs Steur, onze plantenexpert, ratelde maar door. Dat kon ook niet anders, want we moesten aan het eind van de week maar liefst 50 planten uit het hoofd (her)kennen. Terug op de camping, na een lange dag in het veld, was het dan aan ons om tussen de boodschappen doen en het koken door de verkregen informatie in ons hoofd te stampen. Wat bleek: uitermate vreemde ezelsbruggetjes waren goed voor zowel een komische uitlaatklep, als leersteun. Zo bedacht ik op het welbekende deuntje van Django Wagner: Kali! Salsola kali, ’t is een plantje met stekels, stekend loogkruid. Die cursus is nu een halfjaar voorbij, maar ik krijg dat deuntje nog steeds op de vreemdste momenten in mijn hoofd.

Zelf aan de slag

De tweede week gingen we zelf aan het werk. We moesten data verzamelen in het veld. Met de kennis die we al van het gebied hadden, de inleidende week met colleges en de week planten leren hiervoor, gingen wij op pad. Met tien meter meetlint, wat bamboestokjes, een guts (een soort grondboor), uiteraard de ecologenbijbel (lees: Heukels’ Flora) en veel goede moed, stapten wij op de fiets. Dit waren lange dagen. Na een hele dag geschikte locaties uitzoeken, plotjes uitzetten, vegetatielagen in kaart brengen en proberen niet te verbranden, moesten we ’s avonds nog het lab in. Maar wat was het leuk en wat was het mooi. Leuk, dat we na een weekje rondbanjeren en goed om ons heen kijken al zo veel planten daadwerkelijk konden herkennen. En mooi, het gebied waarin we onderzoek deden was prachtig. Oude duinen vol kraaiheide (Empetrum nigrum), struikheide (Caluna vulgaris), gewone dophei (Erica tetralix) en als je goed keek, de gewone eikvaren (Polypodium vulgare) en jonge duinen waar je tussen de groene zee van helm (Calamagrostis arenaria), af en toe een akkermelkdistel (Sonchus arvensis), zeeeraket (Cakile maritima), of het stekend loogkruid (Salsola kali) spotte. Al met al kan ik zeggen: Bioland was absoluut de moeite waard, maar Terschelling is natuurlijk prima te ervaren zonder je eerst in te schrijven voor de opleiding Biologie. Dat kan ik je dan ook alleen maar aanraden.

 

Deze blog is geschrven door biologiestudent Otis.