Significante aantallen ‘onzichtbare’ dieren worden gebruikt voor de productie van celkweekproducten

Het Jaarverslag Dierproeven 2024 van de Universiteit Utrecht en het Universitair Medisch Centrum (UMC) Utrecht biedt voor het eerst inzicht in het zogeheten ‘onzichtbare diergebruik’ in biomedisch onderzoek binnen beide instellingen.

In de afgelopen decennia zijn veel nieuwe celkweekmodellen ontwikkeld, zoals mini-organen (organoïden) en orgaan-op-een-chipmodellen. Deze geavanceerde modellen zijn steeds beter in staat om het menselijk lichaam na te bootsen en zijn dan ook een veelbelovend alternatief voor dierproeven. Toch zijn deze modellen vaak niet volledig diervrij, aangezien ze nog steeds afhankelijk zijn van dierlijke producten zoals foetaal kalfsserum (FCS) en basaalmembraanextracten (BME), ook bekend onder merknamen zoals Matrigel, Geltrex of Cultrex.

De dieren die nodig zijn voor de productie van FCS en BME worden doorgaans niet opgenomen in de officiële statistieken over het aantal dieren dat wordt gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden. Hierdoor blijft dit type diergebruik onzichtbaar.

FCS- en BME-gebruik Universiteit Utrecht en UMC Utrecht

Het 3Rs Centre Utrecht (3RCU) heeft geïnventariseerd hoeveel FCS en BME er tussen 2015 en 2023 is gebruikt aan de Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht. Gemiddeld wordt er jaarlijks 795 liter FCS en 9,8 liter BME gebruikt, wat overeenkomt met het gebruik van ongeveer 1600 kalveren en 2000 muizen per jaar.

Meer informatie over onzichtbaar diergebruik is te vinden op de website van het 3RCU. Om onzichtbaar diergebruik te verminderen, biedt het 3RCU ondersteuning aan onderzoekers via initiatieven zoals de FCS-free Database, BME-free Database en de werkgroep Gels en Sera.