Samen internationaal online studeren. Werkt het?
Binnen het hoger onderwijs wordt de online onderwijsmethode COIL, Collaborative Online International Learning, steeds populairder. Studenten van verschillende internationale onderwijsinstellingen werken binnen COIL samen aan opdrachten, een online samenwerking die ook zou helpen om de interculturele competenties van de studenten te ontwikkelen. Onderzoeker aan de Universiteit Utrecht Simone Hackett onderzocht de effectiviteit van COIL. Haar bevindingen zijn 24 januari verschenen in het gerenommeerde Journal of Educational Technology in Higher Education.
Volgens Hackett is de verklaring voor de sterk toegenomen interesse in COIL meervoudig: de COVID-19-pandemie zorgde voor een versnelde overgang naar de mogelijkheid tot online leren, COIL is een inclusieve onderwijsstrategie, en studenten verkleinen hun ecologische voetafdruk doordat ze niet naar het buitenland hoeven te vliegen om daar te studeren.
Weinig emperisch bewijs
Bij COIL ontwikkelen twee (of meer) docenten van verschillende instellingen voor hoger onderwijs in verschillende landen gezamenlijk online groepsopdrachten voor hun studenten. Studenten van beide universiteiten werken online samen aan verschillende taken. Hackett: “Er wordt aangenomen dat ze door deze ervaring interculturele competenties ontwikkelen. Maar er is zeer weinig empirisch bewijs dat laat zien dat COIL effectief is en studenten helpt interculturele competenties te ontwikkelen.” Bij ontwikkeling van dergelijke compententies is de student beter in staat om situaties, vraagstukken of problemen vanuit meerdere culturele invalshoeken te benaderen en te begrijpen.
Den Haag en New York
Hackett beschikte voor haar studie over studenten van de Haagse Hogeschool en van de State University New York (VS). De studenten werden opgesplitst in vier groepen: een Amerikaanse en een Nederlandse experimentele groep, en een Amerikaanse en Nederlandse controlegroep. In de experimentele groepen werden groepjes gemaakt van studenten van beide instellingen die moesten samenwerken (COIL). In de controlegroepen werkten studenten niet samen met studenten van de andere instelling. Hackett: “Alle studenten moesten dezelfde opdrachten in de cursus voltooien, waarbij de twee experimentele groepen de COIL-component in hun cursus hadden geïmplementeerd. De controlegroepen hadden die COIL-component niet.”
Toename in interculturele competentie bij Amerikaanse experimentele groep.
Toename in VS
De studenten in de Amerikaanse experimentele groep toonden een toename in interculturele competentie, terwijl zo’n toename bij de Amerikaanse controlegroep uitbleef. Dit verschil werd niet waargenomen voor de Nederlandse studenten: daar nam zowel in de experimentele groep als in de controlegroep de interculturele competentie toe. Hackett: “Dit kan komen doordat de Nederlandse groepen aan hun thuisinstelling ook al samenwerken met internationale studenten waarbij ze een internationaal georiënteerde minor volgen.” De Amerikaanse studenten hadden geen andere internationale elementen in hun studieprogramma.
Fysieke klasomgeving
Om meer inzicht te krijgen in het potentieel en de effectiviteit van COIL bij de ontwikkeling van interculturele competentie, pleit Hackett voor meer onderzoek. “We moeten onder meer nader onderzoeken wat de inpact van COIL is in interactie met andere internationaliseringspraktijken zoals de samenwerking met internationale studenten binnen de fysieke klasomgeving.”