Project van start om klimaatbelofte waterstof te maximaliseren
Data uit de praktijk ophalen en analyseren
Waterstof speelt een veelbelovende rol in de energietransitie. Maar wanneer waterstof in de atmosfeer terechtkomt, draagt het indirect bij aan opwarming. Om het klimaatvoordeel van waterstof te maximaliseren, is het daarom essentieel om nauwkeurig vast te stellen hoeveel waterstof in elke fase van de waterstofketen vrijkomt door lekkage of andere oorzaken. Om dit te bereiken is recent een grootschalig onderzoek gestart met academische partners – waaronder de Universiteit Utrecht – en de industrie. Het project wordt volledig gefinancierd door filantropische bijdragen aan het Environmental Defense Fund.
Waterstof heeft veel potentie als schone brandstof en energiedrager in de transitie naar een duurzamer energiesysteem. Toch blijkt uit onderzoek dat waterstof, als het in de atmosfeer lekt, kan bijdragen aan opwarming van de aarde. Dit komt doordat het de levensduur van methaan verlengt en het gehalte aan ozon en waterdamp in de atmosfeer verhoogt. Deze indirecte effecten kunnen de klimaatwinst van waterstof deels tenietdoen — vooral als er grote hoeveelheden in de lucht terechtkomen.
Klimaatvoordelen benutten
Om de risico’s van waterstofemissies goed te begrijpen en te beperken, zijn meetgegevens uit de praktijk nodig. Alleen dan kunnen we de klimaatvoordelen van waterstof volledig benutten. Het gaat daarbij om meetgegevens met betrekking tot alle stappen binnen de waterstofketen: van productie en opslag tot transport en gebruik.
De nieuwe internationale studie wil deze data ophalen en analyseren. De onderzoekers richten zich daarbij op waterstofemissies bij bestaande faciliteiten in de volledige waterstofketen in Europa en Noord-Amerika. Denk bijvoorbeeld aan steam methane reformers, die waterstofgas produceren, liquefaction facilities, waar waterstof vloeibaar wordt gemaakt voor opslag en transport, en voertuigen die op waterstof rijden. Met de nauwkeurige metingen kunnen beleid en praktijk uiteindelijk beter worden afgestemd op het beperken van lekkages en andere emissies.
We onderzoeken een milieuprobleem waar nog weinig over bekend is
Meer dan tien jaar ervaring
Thomas Röckmann, hoogleraar Atmosferische Fysica en Chemie aan de Universiteit Utrecht, leidt het Europese deel van het onderzoek. Zijn team heeft al meer dan tien jaar ervaring met het meten van methaanemissies uit de olie- en gassector.
Nu passen hij en zijn collega's dezelfde methodologieën toe om waterstofemissies te meten. In maart van dit jaar zijn ze gestart met veldmetingen. Die lopen door tot begin 2026. De verzamelde gegevens worden uiteindelijk samengevoegd, geanonimiseerd en gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften.
Unieke schaal en aanpak
Aan het onderzoek doen zowel academische instellingen als organisaties voor toegepast onderzoek en technologieontwikkeling mee, zoals TNO en Aerodyne Research. Aerodyne levert de nieuwe sensortechnologie waarmee de academische partners waterstofemissies op specifieke locaties kunnen meten en analyseren.
Daarnaast dragen bedrijven uit de industrie bij aan het onderzoek. Zij stellen hun faciliteiten beschikbaar voor metingen en leveren waardevolle informatie over hoe hun systemen werken. Volgens Röckmann helpt dit het project om echt representatieve gegevens te verkrijgen.
Röckmann is enthousiast over het project. “We onderzoeken een milieuprobleem waar nog weinig over bekend is,” zegt hij. “Deze studie is uniek in schaal en aanpak, en levert belangrijk wetenschappelijk bewijs op.”
Lijst van partners: Universiteit Utrecht, University of Rhode Island, West Virginia University, Cornell University, Aerodyne Research, TNO, Transport Energy Strategies (TES), Air Products, Air Liquide, Shell, TotalEnergies en Environmental Defense Fund (EDF).