Paul Crutzen (1933 - 2021) ontdekte dat de mens de ozonlaag beïnvloedt
In memoriam
Atmosferisch chemicus en Nobelprijswinnaar prof. Paul Crutzen is op 87-jarige leeftijd overleden in zijn woonplaats Mainz in Duitsland. Crutzen, die de menselijke invloed op de ozonlaag ontdekte en de concepten ‘Antropoceen’ en ‘nucleaire winter’ in de wetenschappelijke wereld introduceerde, was van 1997 tot 2002 verbonden aan de Universiteit Utrecht. Zijn voormalige collega Thomas Röckmann herinnert Crutzen als een vriendelijke en zachtaardige man met grote bijdragen aan de wetenschap en maatschappij.

Een halve eeuw lang was Paul Josef Crutzen één van de belangrijkste personen in de atmosferische wetenschappen. Met hem verliest de vakgemeenschap één van de meest briljante, innovatieve en impactvolle denkers van onze tijd. Van 1997 tot 2002 was Crutzen hoogleraar Atmosferische natuurkunde en chemie aan het Instituut voor Marien en Atmosferisch Onderzoek Utrecht (IMAU).
Atmosferische scheikunde als wetenschappelijke discipline
In zijn lange carrière leidde het onderzoek van Crutzen herhaaldelijk tot vindingen met een enorme relevantie voor de maatschappij. Zijn bekendste bijdrage is de ontdekking van de rol van stiktstofoxides (NO en NO2) in de afbraak van de ozon (O3) in de stratosfeer. Voor het eerst realiseerden wetenschappers zich dat chemische stoffen die op aarde zijn geproduceerd invloed kunnen hebben op de ozonlaag 25 km hoger. Crutzens collega’s Mario Molina en Sherwood Rowland ontdekten dat ook andere antropogene gassen, namelijk de chlorofluokoolstoffen (cfk’s) dat ook doen.
De studie van Crutzen dateert van meer dan tien jaar voordat het gat in de ozonlaag boven Antarctica werd ontdekt.
De studies dateren van meer dan tien jaar voordat het gat in de ozonlaag boven Antarctica werd ontdekt. Het leidde tot snel begrip van de oorzaken en bespoedigde het verbod op cfk’s in het Montrealprotocol, de wereldwijde afspraak om de ozonlaag te beschermen. Voor hun baanbrekende wetenschappelijke bijdragen kregen de drie wetenschappers in 1995 de Nobelprijs voor Scheikunde toegekend. In dat jaar was ik promovendus bij ‘zijn’ instituut in Mainz. Voor mij bevestigde die Nobelprijs mijn eerdere beslissing om voor mijn eigen onderzoek een richting te kiezen waarmee ik impact op de maatschappij kon hebben.
De Nobelprijs was niet alleen een persoonlijke eer voor Paul Crutzen. Hij verstevigde ook de positie van het veld van atmosferische scheikunde, waarin wereldwijde samenwerking van belang is, als een wetenschappelijke discipline. Het veld groeide en grote internationale samenwerking werden opgezet. Paul Crutzen, toen al directeur van het Max Planck Instituut voor Chemie (MPIC) in Mainz, werd in 1997 aangesteld als deeltijdhoogleraar aan het IMAU, waar hij de samenwerking tussen het MPIC en Nederlandse universiteiten initieerde die nu nog voortduren. Bijzonder is dat Jos Lelieveld, destijds leerstoelhouder bij het IMAU en Crutzens eerdere promovendus, hem zou opvolgen als directeur van het MPI nadat Crutzen met pensioen ging. Enige tijd later volgde ik Jos op mijn beurt op aan het IMAU en het is een grote eer om de onderzoekslijn van deze wetenschappers te kunnen voortzetten.
Nucleaire winter
In 1982 intoduceerde Paul Crutzen samen met John Birks het concept van een ‘nucleaire winter’. De enorme explosies van een potentiële kernoorlog zouden grote hoeveelheden rook injecteren in de stratosfeer en het zonlicht absorberen. Dat zou niet alleen leiden tot afkoeling van het aardoppervlak, maar ook tot een verlies aan landbouwproductie en daarmee tot wereldwijde honger. Onnodig om te zeggen dat zijn onderzoek ook de wereldwijde politiek beïnvloedde.
Crutzens meest blijvende nalatenschap is zijn wetenschappelijke introductie van de term ‘Antropoceen’. Naar aanleiding van zijn onderzoek naar de impact van de mens op het klimaat op aarde, suggereerde hij dat de mens door de industrialisatie de belangrijkste beïnvloedende factor is geworden. Hij zei dat James Watts uitvinding van de stoommachine in 1784 het begin was van een nieuwe geologische periode, het Antropoceen, dat volgt op het Holoceen, het geologische tijdperk dat het klimaat op aarde heeft bepaald sinds de laatste ijstijd. Het is niet verbazingwekkend dat Paul Crutzen de antropogene klimaatverandering als een grote bedreiging zag en dat hij één van de eerste was die ‘climate engineering’ overwoog: technologie als laatste optie om catastrofale klimaatverandering te voorkomen.
Opgegroeid als jongen uit de Amsterdamse arbeidersklasse, stond Crutzen altijd met twee benen stevig op de grond, ook al waren zijn onderzoeksideeën vaak hoog aan de hemel.
Ongebruikelijke wetenschappelijke carrière
Ook al werd Crutzen na het ontvangen van de Nobelprijs een wetenschappelijke ster, hij leidde een bescheiden en simpel leven. Hij bezat nooit een auto en liep naar zijn werk vanuit zijn kleine huis in Mainz. Ook hield hij niet van reizen. Ondanks zijn enorme wetenschappelijke en maatschappelijke invloed, kende ik hem persoonlijk als een kalme en vriendelijke man. Opgegroeid als jongen uit de Amsterdamse arbeidersklasse, stond hij altijd met twee benen stevig op de grond, ook al waren zijn onderzoeksideeën vaak hoog aan de hemel.
Zijn professionele carrière was ook erg ongebruikelijk. Eerst studeerde hij civiele techniek en hij begon zijn loopbaan met het bouwen van bruggen en huizen. Nadat hij vlak na de oorlog met zijn vrouw Terttu naar Zweden was verhuisd, besloot hij zijn passie voor de natuurwetenschappen te volgen. Zo raakte hij geïnteresseerd in de atmosferische wetenschappen en begon hij in 1963 aan zijn carrière als wetenschapper. Hij behaalde zijn doctorstitel in de Meteorologie aan de Universiteit van Stockholm in 1973, werkte aan de Universiteit van Oxford in Engeland en aan het National Center for Atmospheric Research in Boulder, Colorado, voordat hij directeur werd van het Max Planck Instituut voor Chemie in Mainz. Daar vestigde hij zich en werkte hij tot het einde van zijn carrière.
We zullen Paul allemaal erg missen als een inspirerende wetenschapper, een briljante geest, een zorgzame mentor en een vriendelijke collega.
Prof. Thomas Röckmann