Patrick Jansen benoemd tot hoogleraar Wildlife Ecology and Nature Restoration
Ecoloog wil zowel natuurgebieden als mensen verbinden
Patrick Jansen is door de Universiteit Utrecht benoemd tot hoogleraar Wildlife Ecology and Nature Restoration. Jansen en zijn team, met onder andere Marijke van Kuijk en Joeri Zwerts, willen een brug slaan tussen fundamenteel ecologisch onderzoek en concrete vraagstukken uit de natuurbescherming en natuurherstel. Daarbij werken ze onder andere aan vragen als hoe natuurgebieden het beste verbonden kunnen worden, en hoe natuur gecombineerd kan worden met andere functies, zoals recreatie.

Ecologische kennis sluit niet altijd even goed aan bij de praktijk. Voor mensen die werken aan natuurbeheer en -beleid is het daarom niet altijd duidelijk wat ze met die kennis moeten. Jansen geeft een voorbeeld.
Jansen: “We weten dat de natuur in Nederland achteruit gaat door verschillende factoren, zoals stikstofneerslag, verdroging door ontwatering en mogelijk pesticiden en verstoring door mensen. Maar de belangrijkste factor is misschien wel het gebrek aan ruimte voor natuur en de slechte verbindingen tussen verschillende natuurgebieden.
Stel bijvoorbeeld dat de overheid zou besluiten tien procent van het agrarische gebied om gaan zetten in natuur om de teruggang te stoppen. Hoe zou je die ruimte dan het meest effectief kunnen besteden? Maak je bestaande gebieden groter, of zet je in op betere verbindingen tussen gebieden? En stel dat je voor het laatste kiest, hoe doe je dat dan? Leg je dan een paar brede, robuuste verbindingen aan, of veel meer kleinere verbindingen. Of gaan we het landschap weer “groenblauw dooraderen”, door overal heggen en sloten aan te leggen?”
De bevolkingsdichtheid is hier hoog en de natuur is in slechte staat. Wat kun je onder die omstandigheden nog doen?
Soortgelijke vragen spelen ook in andere landen. Zo verdwijnen er in Indonesië grote oppervlakten bos voor palmolieplantages. De Indonesische overheid heeft het streven een bepaald percentage bos over te houden. Maar op welke plekken moet dat bos dan behouden worden, hoe groot moeten die stukken zijn en hoe zorg je voor verbinding tussen de gebieden?
Multifunctionele landschappen
Jansen gaat ook werken aan de vraag hoe we natuur kunnen combineren met andere functies, om zo multifunctionele landschappen te creëren. Kunnen we terwijl we de natuur beschermen bijvoorbeeld ook onze oude cultuurlandschappen herstellen en meer ruimte maken voor sport en recreatie?
Nederland is een geweldig lab voor dit soort vragen, geeft de ecoloog aan. “De bevolkingsdichtheid is hier hoog en de natuur is in slechte staat. Wat kun je onder die omstandigheden nog doen?”
Ecologische hoofdstructuur
Jansen richt zich onder andere op de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), tegenwoordig het Natuurnetwerk Nederland genoemd, die in 1990 werd geïntroduceerd. Jansen: “De EHS is één van ’s werelds eerste nationale ecologische netwerken en was een voorbeeld voor de hele wereld. Ambtenaren hebben stevige wetenschappelijke theorie vertaald naar beleid, met de nadruk op grotere natuurgebieden en goede verbindingen. Het is razend interessant om te kijken wat dit beleid na 35 jaar heeft opgeleverd.”
Ecologische vraagstukken moet je niet alleen door ecologen laten oplossen.
Verbinding maken
Zelf heeft Jansen veel gewerkt in Panama. Daar ervoer hij dat bij vraagstukken over de natuur, bijvoorbeeld over hoe je verbindingen tussen natuurgebieden kunt herstellen, ook heel veel andere aspecten komen kijken. Jansen: “Ecologische vraagstukken moet je niet alleen door ecologen laten oplossen. Het moet op een eerlijke manier gebeuren, sociaaleconomisch verantwoord zijn en economische renderen. Bovendien moet alles goed wettelijk worden verankerd, zodat het een permanente oplossing is. Het gaat veel verder dan ecologie, en problemen moeten samen met mensen uit andere sectoren worden opgelost. Je moet dus ook andere teams, groepen en organisaties aan elkaar verbinden.“
Rewilding
Een ander onderwerp waar Jansen aan werkt is rewilding. Rewilding is gericht op het terugbrengen van natuurlijke processen, om zo biodiversiteit te herstellen en het functioneren van ecosystemen op gang te krijgen. Hoewel de ideeën over hoe rewilding werkt weliswaar logisch en plausibel zijn, is volgens Jansen nog onvoldoende getoetst of ze ook echt werken in de huidige context van door mensen gedomineerde landschappen.
Jansen is zelf onder andere geïnteresseerd in de rol van dood hout in de natuur. Jansen: “Vergeleken met echt wild bos zijn onze bossen best leeg. Een belangrijk deel van de biodiversiteit in bossen is afhankelijk van dood hout. Voor een groot deel zijn dat kevers en schimmels. Beheerders die zich dat realiseren, proberen op allerlei manieren weer dood hout terug te krijgen in de bossen. Ze laten daarvoor niet alleen zieke en dode bomen staan of liggen, maar maken zelf ook bomen dood zodat het een beetje opschiet. Dat laatste kan op allerlei manieren, zoals door ze te beschadigen, te ontwortelen, om te zagen of zelfs door een fikje stoken aan de voet van de boom. Maar welke van deze methodes werkt nou het beste en zorgt ervoor dat de meeste kevers en schimmels terugkomen? En hoe hangt dit af van het omringende landschap?”
Ondanks dat het geen laboratorium met erlenmeyers is, doe je dan toch een soort experiment.
Cameravallen
Jansen en zijn team werken ook aan technologie om cameravallen nuttiger in te kunnen zetten. Door cameravallen in natuurgebieden op een bepaalde manier op te hangen, zie je niet alleen welke dieren er leven, maar is het bijvoorbeeld ook mogelijk te bepalen wat de populatiedichtheid van die dieren is, oftewel het aantal dieren per oppervlakte-eenheid. Door aanvullende metingen en slimme dataverwerking is het mogelijk veel te weten te komen over zoogdieren zonder ze te hoeven zenderen.
Met de hulp van dit soort technologie kunnen onderzoekers bijvoorbeeld meten wat het effect is van het beperken van de drukte in een natuurgebied. Jansen: “Stel dat je gebieden hebt waar je bepaalde maatregelen neemt. Met behulp van de cameravallen kun je dan bepalen wat de verdeling van dieren in tijd en ruimte is voordat je de maatregel neemt, en daarna. Als je daarnaast ook camera’s hangt in controlegebieden waar je geen verandering hebt, dan krijg je een goed beeld van het effect van de maatregel op de dieren. Ondanks dat het geen laboratorium met erlenmeyers is, doe je dan toch een soort experiment.”