Onderzoek naar 'eigenaarschap' waterkwaliteit: Hoe te voldoen aan de KRW-doelen in 2027?
Kaderrichtlijn Water: bestuurlijke en juridische obstakels én mogelijkheden

Juriste Tessa Rötscheid en bestuurskundige Charlotte Offringa gaan in het kader van hun promotietraject aan de Universiteit Utrecht onderzoek doen naar bestuurlijke en juridische obstakels (én mogelijkheden) die van invloed zijn op het behalen van de waterkwaliteitsdoelstellingen in 2027, conform de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Deze opgave ligt tot nu toe vooral op het bord van de waterschappen (de belangrijkste waterbeherende organisaties in ons land) maar is afhankelijk van de medewerking vanuit andere sectoren, zoals landbouw, energie, industrie en ruimtelijke ordening. Belangrijke vragen zijn dan ook: Hoe kan het noodzakelijke 'mede-eigenaarschap' worden georganiseerd, en hoe kunnen de KRW-doelen integraal onderdeel worden van sectoraal beleid? Het onderzoek wordt gefinancierd door de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA), het kenniscentrum van de waterschappen. STOWA zorgt ervoor dat tussentijdse bevindingen en praktische oplossingen direct beschikbaar worden gemaakt voor de praktijk, want de tijd dringt.
Beide promovendi werken voor dit project nauw samen met andere onderzoekers binnen de Universiteit Utrecht, van het Copernicus Institute of Sustainable Development (faculteit Geowetenschappen) en het Utrecht Centre for Water, Oceans and Sustainability Law (faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie). Ook wordt samengewerkt met onderzoekers van het RIVM.
De 'waterkolom' redt het niet alleen
De waterschappen hebben afgelopen jaren al veel gedaan om de ecologische en chemische waterkwaliteit te verbeteren, zegt Charlotte Offringa: “Neem alle vistrappen, de hermeandering van beken en de verbetering van waterzuiveringsinstallaties van de afgelopen jaren. Dat heeft wel degelijk geleid tot verbetering van de chemische en ecologische toestand van het water. Alleen: daarmee zijn we er nog niet. Er is meer nodig, ook en vooral op bestuurlijk-juridisch niveau.”
Eerder zei hoogleraar Europees en nationaal waterrecht Marleen van Rijswick (tevens promotiebegeleider) hierover, in gesprek met de Tweede Kamercommissie: “Tot nu toe hebben we de KRW heel erg geïmplementeerd binnen de 'waterkolom', maar voor het vervolg tot 2027 is heel belangrijk dat álle activiteiten, sectoren en ministeries de handschoen op gaan pakken.” Om de KRW-doelstellingen te bereiken is de hele maatschappij nu aan zet. Niet alleen waterschappen en drinkwaterbedrijven, maar alle sectoren moeten gaan bijdragen aan de verbetering van de waterkwaliteit, inclusief de (wegen)bouw, landbouw en industrie.
Te lang vertrouwen op vrijwilligheid
Uiteindelijk valt een blijvende verbetering van de waterkwaliteit alleen te bereiken door minder uitspoeling van nutriënten en pesticiden uit de landbouw en minder lozing van giftige stoffen door de industrie (onder andere PFAS), zaken waarover de waterschappen beperkt zeggenschap hebben. Uit eerder onderzoek blijkt dat waterschappen nog veel vertrouwen op vrijwillige maatregelen, en dat zij voor onder eigen beheer uitgevoerde maatregelen soms sterk afhankelijk zijn van de medewerking van grondeigenaren. “Verbeteringen zoals hermeanderen en vermindering van nutriënten en pesticiden stuiten op weerstand van bedrijven. Vaak wordt dan gekozen voor vrijwilligheid en niet voor handhaving of dwang”, zegt Offringa hierover. Er is pas recent meer aandacht voor het intensiveren van kerntaken als vergunningverlening, toezicht en handhaving.
Eerste onderzoeksvragen
Beide promovendi zijn nog maar net begonnen aan hun promotietraject, waarvan de duur mooi samenvalt met de richtdatum voor de KRW-doelstellingen. De komende tijd richten Offringa en Rötscheid zich onder meer op de vraag in hoeverre het Rijk en de decentrale overheden de juiste criteria en wet- en regelgeving hebben toegepast bij de aanwijzing van KRW-waterlichamen. Niet-aangewezen, vaak kleinere wateren (zoals sloten) hoeven niet te voldoen aan de KRW maar kunnen – bij elkaar opgeteld – veel invloed hebben op de kwaliteit van onze rivieren en meren. Tevens starten ze het eerste van drie deelonderzoeken naar de rol van bestuurlijke mechanismen bij de implementatie van hydromorfologische aanpassingen, zoals het herstellen van natuurlijke beeklopen, die gericht zijn op het bereiken van de gezonde ecologische watertoestand conform KRW-criteria.
Over het project
Het project KRW: bestuurskundig-juridische bouwstenen voor het verhogen van doelbereik wordt gefinancierd door STOWA en uitgevoerd door de Universiteit Utrecht en het RIVM.
Het onderzoek wordt begeleid door prof. dr. Hens Runhaar van het Copernicus Institute of Sustainable Development (faculteit Geowetenschappen), en prof. dr. Marleen van Rijswick en prof. dr. Frank Groothuijse van het Utrecht Centre for Water, Oceans and Sustainability Law (faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie, departement Rechtsgeleerdheid).