Nieuw onderzoek belicht rol van Nederland in onderhandelingen over herstelbetalingen na de Holocaust

Historicus Lorena De Vita ontrafelt impact van lokale en globale veiligheidskwesties van 1952

Menachem Begin protesteert tegen het Verdrag van Luxemburg (Wassenaar-akkoord). Op het spandoek staat: "Onze eer zal niet voor geld worden verkocht; Ons bloed zal niet worden vergoed met goederen. We zullen de schande tenietdoen!" Bron: Wikimedia/Hans Pinn
Menachem Begin protesteert tegen het Verdrag van Luxemburg (Wassenaar-akkoord). Op het spandoek staat: "Onze eer zal niet voor geld worden verkocht; Ons bloed zal niet worden vergoed met goederen. We zullen de schande tenietdoen!" Bron:Wikimedia/Hans Pinn

In 1952, nu 70 jaar geleden, was Wassenaar het toneel van een historische doorbraak: vertegenwoordigers van de slachtoffers én de daders van de Holocaust onderhandelden er in het geheim over herstelbetalingen in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. Het resultaat was een overeenkomst (bekend als het Verdrag van Luxemburg) die de betekenis van herstelbetalingen voor altijd veranderde. De rol die Nederland daarin speelde is echter grotendeels vergeten. Nieuw onderzoek van Lorena De Vita (Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen) laat zien waarom juist Wassenaar als locatie gekozen werd, en ze legt de lokale en globale intriges bloot waarin de Nederlandse autoriteiten verwikkeld raakten.

Veilige haven in Nederland

Maar waarom vonden deze onderhandelingen van 70 jaar geleden tussen Israël en Duitsland juist in Nederland plaats? De Vita’s onderzoek wijst uit dat de kwestie van herstelbetalingen op veel plekken in de wereld gevoelig lag, en dat de onderhandelaars daarom een veilige, gunstig gelegen en ‘neutrale’ locatie zochten. Die vonden ze in Wassenaar, mede omdat de Nederlandse autoriteiten zich wilden inspannen om de besprekingen in het geheim te kunnen laten doorgaan, ondanks felle protesten.

Onderzoeksartikel in BMGN

In het onlangs in BMGN – Low Countries Historical Review verschenen artikel ‘Dutch Hospitality: The 1952 German-Jewish-Israeli Negotiations amid Post-Holocaust and Post-Imperial Tensions’ gaat Lorena De Vita uitgebreider in op haar onderzoek.

“In een artikel dat bijwijlen leest als een spannend spionageverhaal, zet Lorena De Vita uiteen waarom de bijeenkomst in Nederland werd gehouden en waarom de Nederlandse politie- en inlichtingendiensten zo cruciaal waren voor het welslagen ervan. We laten het aan de lezer te oordelen over de vraag hoe bepalend enkele kleine details in dit Nederlandse verhaal zijn geweest voor het verdere verloop van de Europese geschiedenis”, schrijft historicus Marnix Beyen.

Geheime archieven en een bombrief

Op basis van niet eerder onderzochte archiefstukken, die deels nog altijd als geheim zijn geclassificeerd, kon De Vita reconstrueren hoe complex het voor de Nederlandse autoriteiten was om de beladen bijeenkomsten veilig te laten verlopen. Dat strenge beveiliging noodzakelijk was bleek al binnen een week na het begin van de besprekingen: een bombrief gericht aan de Duitse delegatie werd net op tijd onderschept. “De kranten berichtten daar destijds wel over,” zegt De Vita, “maar opmerkelijk genoeg hebben historici zich nooit verdiept in de toedracht en de gevolgen voor de verdere onderhandelingen.”

Bij de beveiliging van de locatie en de betrokken onderhandelaars was niet alleen de lokale politie betrokken, maar ook de grenspolitie, inlichtingendiensten, diplomaten en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De Vita: “Er werd samengewerkt en informatie uitgewisseld met de Israëlische autoriteiten en met Duitse, Britse, Franse, Zwitserse en Belgische veiligheidsdiensten. Dat was bijzonder in een tijd ver voordat contraterrorisme-activiteiten formeel georganiseerd waren.”

De samenwerking met de autoriteiten en veiligheidsdiensten in meerdere landen was bijzonder in een tijd ver voordat contraterrorisme-activiteiten formeel georganiseerd waren.

De Vita sprak voor haar onderzoek ook met de enige onderhandelaar van de joodse delegatie van destijds die nog in leven is, de inmiddels 101-jarige jurist Benjamin Ferencz. Hij is tevens de laatste nog levende aanklager van de Neurenbergprocessen tegen de nazi-oorlogsmisdadigers na de Tweede Wereldoorlog. Ook kreeg De Vita toegang tot tal van officiële en persoonlijke archieven.

Baanbrekende onderhandelingen

In Kasteel Oud Wassenaar zaten vertegenwoordigers van de staat Israël, de joodse gemeenschap (vertegenwoordigd in de Jewish Claims Conference) en Duitsland voor het eerst samen om de tafel, tussen maart en augustus 1952. De overeenkomst die ze sloten was baanbrekend, legt De Vita uit: “Tot die tijd waren het altijd de overwinnaars en de overwonnenen die aan het eind van een oorlog over herstelbetalingen onderhandelden, en niet de slachtoffers en de daders. Er bestond geen wettelijk mechanisme dat Duitsland dwong om te onderhandelen over herstelbetalingen aan Israël en de joodse gemeenschap in de nasleep van de Holocaust.” De overeenkomst van 1952 baande de weg voor nieuwe ideeën over genoegdoening en herstel na genocide en grove mensenrechtenschendingen. Daarmee vormde de overeenkomst volgens De Vita een voorafschaduwing van latere instituties van wereldbestuur zoals het Internationaal Strafhof in Den Haag met zijn bureau voor slachtofferparticipatie en herstelbetalingen.

Felle weerstand

Zowel de staat Israël als de West-Duitse bondskanselier Konrad Adenauer vonden het in 1951 tijd geworden om te praten over herstelbetalingen, al benadrukte Israël dat de overledenen daarmee niet zouden terugkeren en het onbevattelijke leed niet zou worden hersteld. Maar op allerlei plekken ter wereld was er ook felle weerstand tegen de onderhandelingen, legt De Vita uit. Binnen de joodse gemeenschap – zowel in Israël, in Europa, als elders – waren veel mensen geschokt door het idee om te onderhandelen over materiële compensatie met de daders van de Holocaust. In West-Duitsland zagen veel inwoners niet waarom zij zouden moeten betalen terwijl hun eigen steden nog in puin lagen en voedsel schaars was. En in het Arabische Midden-Oosten werd met afschuw gereageerd op de gedachte dat Israël met steun van Duitsland meer militaire macht zou kunnen krijgen. De Vita: “Door zo'n felle en wijdverbreide oppositie was het van cruciaal belang voor de Nederlandse autoriteiten om een discreet oog te houden op de onderhandelingen waarvoor zij in het geheim als gastheer optraden.”

Congres rondom 70-jarige herdenking

Op 22 en 23 maart 2022 organiseerde Lorena De Vita een internationaal en interdisciplinair congres over de historische context en de betekenis van de onderhandelingen in Wassenaar in 1952. Ze ontving hiervoor een KNAW Early Career Partnership. Het congres verbond invalshoeken vanuit de geschiedenis, rechtsgeleerdheid en internationale betrekkingen. Anouschka Witte schreef er dit congresverslag over.

Dr. Lorena De Vita. Foto: Ed van Rijswijk
Dr. Lorena De Vita. Foto: Ed van Rijswijk

Dr. Lorena De Vita is universitair docent Geschiedenis van de internationale betrekkingen. In 2020 publiceerde ze ‘Israelpolitik: German-Israeli Relations 1949-1969’. Momenteel leidt ze een vijfjarig onderzoeksproject getiteld ‘Holocaust Diplomacy: The Global Politics of Memory and Forgetting’, waarvoor ze financiering ontving van de Alfred Landecker Foundation. Als onderdeel van dit project bereidt ze een publicatie voor over de rol van Nederland in de onderhandelingen tussen Duitsland en Israël in 1952.