Niemand heeft recht op de uitstoot van meer broeikasgassen
We behandelen klimaatverandering als een technische en bestuurlijke kwestie. Maar het is ook een ethische kwestie, betoogt Ingrid Robeyns, hoogleraar Ethiek van Instituties aan de Universiteit Utrecht.
Stel, in een dorp ligt een gemeenschappelijke vijver waaruit alle dorpelingen vissen. Om het visbestand op peil te houden, mogen ze samen maar een maximale hoeveelheid vis vangen. Veel vis is er niet, maar niemand hoeft honger te lijden. Wat is dan een eerlijke verdeling van de vis?
Voor de hand ligt om iedereen ongeveer even veel te geven, met misschien wat extra voor zwangere vrouwen en kinderen. Als sommige dorpelingen ineens tien keer meer nemen dan waar ze recht op hebben, vinden we dat oneerlijk. Want dan blijft er niet genoeg over voor de anderen.
Toch gaan we wel zo om met een ander schaars collectief goed: de hoeveelheid broeikasgassen die we uitstoten. We hebben nog maar een beperkt budget aan emissies als we de aarde leefbaar willen houden, en dat budget zijn we in zeer snel tempo aan het opgebruiken. Maar de aarde is van iedereen. Niemand kan zeggen dat hij een moreel recht heeft om meer broeikasgassen uit te stoten, behalve de ontwikkelingslanden die hun economie nog moeten opbouwen.
Consumptiepatronen
Nu zijn er enorme verschillen tussen de hoeveelheid broeikasgassen die mensen uitstoten. In 2015 publiceerden Lucas Chancel en Thomas Piketty schattingen van emissies op basis van consumptiepatronen. In Europa stoten we gemiddeld zo’n 9 ton per jaar uit, in Noord-Amerika zo’n 20 ton, in Zuid-Amerika 5,2 ton, en in Zuid-Azië en Afrika 2,4 ton. Natuurlijk zijn er ook enorme verschillen binnen die landen, en stoten ook rijken uit India en China meer dan 10 ton per jaar uit. Belangrijker is dat Chancel en Piketty ook berekenden hoeveel ton CO2 elk individu zou kunnen uitstoten als we de resterende emissies eerlijk zouden verdelen tot 2100: dat is 1,3 ton per persoon per jaar.
Niemand kan zeggen dat hij een moreel recht heeft om meer broeikasgassen uit te stoten dan iemand anders
Wat kunnen we hieruit concluderen? We vangen veel te veel vissen uit de dorpsvijver. Zelfs als we nu wat meer uitstoten en in de tweede helft van de eeuw minder dan 1,3 ton en geleidelijk verlagen tot nul in 2100, dan nog is het helder dat we veel te veel uitstoten.
We moeten onze emissies dus drastisch beperken. Maar dat is erg moeilijk gegeven onze huidige levensstijl. Alleen wie overwegend veganistisch eet, slechts groene energie gebruikt en bijna nooit meer in een vliegtuig stapt, kan onder deze grens blijven. Op korte termijn kunnen we de uitstoot compenseren door bijvoorbeeld emissie-compenserende projecten in Afrika of Zuid-Amerika, maar dat is op lange termijn geen oplossing.
Veel mensen zijn zich nauwelijks bewust dat hun huidige levensstijl ecologisch niet duurzaam is, en hebben daarom geen idee van het probleem waar ze deel van uitmaken. Anderen hebben wel de informatie, maar zien deze drastische verandering in levensstijl niet zitten.
Critici stellen dat hun individuele bijdrage slechts een druppel op een gloeiende plaat is en dat alleen structurele en institutionele oplossingen echt effect hebben. In die kritiek zit een kern van waarheid, omdat institutionele oplossingen veel efficiënter en robuuster zijn. Maar helaas handelen de overheden en bedrijven veel te langzaam. Zij weten al decennia wat de schadelijke gevolgen van broeikasgassen zijn, maar nog te veel mensen met macht denken enkel aan economische belangen of belangen op korte termijn. Maar hoe kunnen we, als verantwoordelijke mensen, de rekening doorschuiven naar onze achterkleinkinderen?
Klimaatverandering is een moreel probleem
Daarom hebben we individuen nodig om structurele veranderingen af te dwingen. Burgers moeten zichzelf niet alleen zien als consumenten, maar als politieke wezens, die door activisme, protest en maatschappelijke betrokkenheid de transitie naar een broeikasvrije wereld moeten opeisen. Klimaatverandering vergt dus van ieder van ons dat we onze eigen uitstoot kritisch tegen het licht houden, én dat we nagaan hoe we als politiek wezen hier een bijdrage aan kunnen leveren.
Moreel probleem
Dit proces vergt dat we erkennen dat klimaatverandering een moreel probleem is. Wie één keer bovenstaande verdeling van uitstoot gezien heeft, en dat vergeleken heeft met wat ons duurzame eerlijke deel is, ziet vanzelf dat het hier om een kwestie van verdelende rechtvaardigheid gaat. We kunnen daarom niet langer volhouden dat het ons probleem niet is. Klimaatverandering vormt een forse morele uitdaging, zowel op persoonlijk vlak als op politiek en institutioneel vlak.
Het is belangrijk om het gesprek daarover niet te interpreteren als ‘moraliseren’ of ‘iemand beschuldigen’. We moeten de ernst van de situatie onder ogen te durven zien, maar zonder fatalistisch of nihilistisch te worden. Wat we nodig hebben, is de nationale eensgezindheid alsof we in een oorlog beland zijn.
Als we dit zien als een strijd die we met z’n allen aangaan, kunnen we een publiek debat voeren over hoe we zo snel mogelijk die emissies in ons eigen leven kunnen minimaliseren, hoe we aantrekkelijke alternatieven tot leven kunnen brengen, én hoe we de druk op overheden, bedrijven en andere machthebbers kunnen opvoeren om de bevolking te informeren, en de inrichting van de economie en samenleving ecologisch duurzaam te maken.
Deze blog is op 21 augustus 2018 gepubliceerd als klimaatblog in de NRC.
Wetenschappers van de Universiteit Utrecht schrijven regelmatig over hun onderzoek in de klimaatblog van de NRC. Zij werken samen in het strategische thema Pathways to Sustainability.