Nanoplastic alom aanwezig in afgelegen oppervlaktewateren
Via de lucht zijn minuscule stukjes plastic de afgelopen decennia terechtgekomen op afgelegen plekken op aarde. Die zorgwekkende conclusie trekken onderzoekers van onder meer de Universiteit Utrecht in een publicatie in het wetenschappelijke tijdschrift Environmental Research Letters. “Dit is pas het begin van onderzoek naar de rol die nanoplastic speelt in de natuur.”
Nanoplastics zijn zo ongelooflijk klein, dat ze zeer moeilijk meetbaar zijn. Maar juist door hun kleine formaat zijn ze zeer schadelijk voor levende organismen. “Nanoplastics kunnen binnendringen in levende cellen en zo belangrijke, vitale processen verstoren”, zegt onderzoeker Dušan Materić van het Instituut voor Marien en Atmosferisch Onderzoek (IMAU) van de Universiteit Utrecht. “Waarschijnlijk gebeurt dat al. Doordat we tot voor kort nanoplastics in het milieu niet konden meten, weten we niet nauwkeurig genoeg hoeveel invloed ze al hebben.”
Watertjes in Zweden en Siberië
Die meetmethode is twee jaar geleden gepubliceerd en door de onderzoeksgroep van Materić’ gebruikt om nanoplastics aan te tonen in sneeuw in de Alpen en in ijs uit beide poolgebieden. Die deeltjes moeten er via de wind terecht zijn gekomen. Nu hebben de onderzoekers hun aandacht verlegd naar afgelegen plekken in Noord-Europa: 11 meertjes en beken in Zweden en 12 in Siberië. Ook daar moeten de kunststoffen, met een grootte van ongeveer een honderdste van de dikte van een haar, via de lucht naartoe zijn gebracht.
Heel West-Europa kan de bron zijn van de nanoplastics die we vonden in Zweden.
In de watertjes in Zweden waren resten van vier soorten plastic aanwezig, met een gemiddeld totaal van 563 microgram (0,56 milligram) per liter: PE (polyethyleen), PP (polypropyleen), PVC (polyvinylchloride) en PET (polyethyleentereftalaat). In Siberië zat veel minder nanoplastic in het water: gemiddeld 51 microgram (0,05 milligram) per liter. Bovendien waren het maar twee soorten: naast PVC ook PS (polystyreen). De aanwezigheid van nanoplastics in de stromen is voor Materić een aanwijzing dat "vervuiling door nanoplastics geen nieuw probleem is dat alleen oppervlaktewater treft."
De bronnen van deze deeltjes kunnen volgens Materić en de andere auteurs zowel lokaal zijn als verder weg. “Voor Zweden kan heel West-Europa de bron van de vervuiling zijn. Maar er staan bijvoorbeeld ook een grote fabriek en een afvalverwerkingscentrale op een afstand van hooguit enkele tientallen kilometers. In Siberië zijn geen bedrijven of steden in de omgeving. Grote windstromingen brengen de nanoplastics waarschijnlijk mee en verspreiden ze over uitgestrekte gebieden. Deze lacune in onze kennis is precies waarom we meer onderzoek op dit gebied nodig hebben.”
Geuren opvangen
De UU heeft de sinds 2019 de beschikking over geavanceerde apparatuur waarmee sporen van kunststoffen zoals nanoplastics in milieumonsters te meten zijn. Materić: “Bij deze nieuwe methode op basis van massaspectrometrie, die we zelf ontwikkelden, verhitten we onze monsters langzaam, waarna de deeltjes van verschillende voorgeselecteerde groottes verdampen. De massaspectrometer vangt de geuren van die fracties op, en geavanceerde algoritmes bevestigen het type plastic en de massa ervan.”
Invloed van kleinste deeltjes op levende natuur
Tegelijk met hun conclusies over de alomtegenwoordige aanwezigheid van nanoplastics verfijnen de onderzoekers dus ook hun wetenschappelijke methode. “Deze methode”, zegt Materić, “die we Thermal Desorption – Proton Transfer Reaction – Mass Spectroscopy noemen, geeft ons en andere onderzoekers over de hele wereld de mogelijkheid om vast te stellen hoe groot de reikwijdte van nanoplastics al is. Wanneer die kennis beschikbaar is, zal het mogelijk zijn om toxicologische conclusies te trekken en verbanden te leggen met de impact van deze kleinste deeltjes plastic op de organismen en ecosystemen.”
Publicatie
Presence of nanoplastics in rural and remote surface waters
Environmental Research Letters, 4 May 2022, DOI 10.1088/1748-9326/ac68f7
Dušan Materić*, Mike Peacock, Joshua Dean, Martyn Futter, Trofim Maximov, Filip Moldan, Thomas Röckmann* en Rupert Holzinger*
* Verbonden aan de Universiteit Utrecht