Meer wolven betekent niet per se minder vossen of dassen
Algemene aanname klopt lang niet altijd
De aanname dat de aantallen kleinere roofdieren in een gebied zullen afnemen wanneer de aantallen grote roofdieren er toenemen, klopt lang niet altijd. Voor zoogdieren in Europa blijkt dit verband er alleen in specifieke gevallen daadwerkelijk te zijn. Dat concluderen Utrechtse biologen Thomas van Schaik, Marijke van Kuijk en Liesbeth Sterck na het uitvoeren van een literatuurstudie, die is gepubliceerd in het vakblad Mammal Review. De onderzoekers adviseren beheerders dan ook om niet zomaar uit te gaan van deze gangbare theorie bij het in kaart brengen van de gevolgen van groeiende roofdierpopulaties.
Het zal je niet ontgaan zijn: de wolf is terug in Nederland en het aantal wolven in ons land is groeiende. De terugkeer van de wolf is een goed voorbeeld van een opvallende trend in Europa en Noord-Amerika: hoewel het op veel plekken niet goed gaat met de grootste roofdieren op aarde, nemen de aantallen grote predatoren in Europa en Noord-Amerika juist toe. Naast de wolf wordt bijvoorbeeld ook de goudjakhals sinds 2016 af en toe gezien in Nederland, terwijl deze schuwe hondachtige eerder niet in Nederland voorkwam. En ook de lynx, die wel van origine in Nederland voorkomt, wordt weer steeds dichter bij Nederland waargenomen.
Gevolgen
Van Schaik, die de literatuurstudie uitvoerde als bachelorscriptie, geeft aan dat het in Europa nog helemaal niet zo duidelijk is wat de opkomst van zulke grote roofdieren betekent voor andere roofdieren. Van Schaik: “Er zijn wel studies die daarnaar kijken, maar die richten zich doorgaans maar op één bepaald gebied en op een beperkt aantal roofdiersoorten. Wij zijn op zoek gegaan naar zoveel mogelijk wetenschappelijke artikelen waarin binnen Europa werd gekeken naar het verband tussen de aantallen en de verspreiding van toproofdieren en de aantallen en verspreiding van wat kleinere roofdieren. Kleinere roofdieren kunnen ook hun gedrag aanpassen om met de aanwezigheid van grotere roofdieren om te gaan, dus we namen ook studies mee die daar naar keken. Door al die artikelen samen te analyseren, probeerden we bredere patronen te ontdekken.”
Alle kanten op
De onderzoekers vonden 47 studies, waarin informatie stond over 38 specifieke paren grotere en kleinere roofdieren, zoals de wolf en de vos, en de das en de steenmarter. Van Schaik: “Vaak gaat men ervan uit dat een afname van toproofdieren leidt tot een toename van kleinere roofdieren. Andersom verwacht je dan dat meer toppredatoren juist tot minder kleinere roofdieren leidt. Maar wij vonden bij slechts tien van de 38 paren duidelijk bewijs voor dit verband. De manier waarop het kleinere roofdier aan zijn voedsel komt, bleek hierbij een rol te spelen: vaak was in deze paren het kleinere roofdier een echte jager en dus geen aaseter. Bij de andere paren was er maar beperkt, tegenstrijdig of zelfs helemaal geen bewijs voor een negatief verband tussen aantallen grotere en kleinere roofdieren. En we zagen ook dat het verband juist positief kan zijn, dus dat grotere aantallen toproofdieren samengaan met grotere aantallen kleinere roofdieren.”
Als je onderzoek doet naar dit soort relaties, is het belangrijk goed te kijken naar de hele roofdiergemeenschap.
Botsingen
Hoe kan een toename bij toppredatoren er eigenlijk voor zorgen dat het slechter gaat met roofdieren die lager in de voedselketen staan? Van Schaik: “Het kan zijn dat de toproofdieren op dezelfde prooidieren jagen als de kleinere predatoren, of dat de grotere roofdieren prooien stelen van kleinere predatoren. Grotere roofdieren doden soms ook direct kleinere roofdieren. Daarnaast kunnen grotere roofdieren ervoor zorgen dat kleinere roofdieren bepaalde gebieden gaan vermijden om confrontaties te voorkomen, waardoor ze bijvoorbeeld minder toegang hebben tot hun favoriete prooien.”
Maar toproofdieren kunnen ook een positief effect hebben op kleinere roofdieren. Van Schaik: “Grotere roofdieren laten kadavers achter, waar kleinere aaseters weer van kunnen eten. En soms hebben kleinere roofdieren last van een derde, middelgroot roofdier. Wanneer dit middelgrote roofdier zelf weer onderdrukt wordt door een toppredator, profiteren de kleinere roofdieren daar juist van.”
Complex geheel
De Utrechtse onderzoekers kwamen op het idee voor de literatuurstudie door een eerdere studie uit Noord-Amerika, die liet zien dat afnemende populaties toproofdieren daar lang niet altijd leiden tot toenemende populaties kleine roofdieren. Van Schaik geeft aan dat beide studies laten zien dat onderzoekers niet zomaar kunnen aannemen dat grotere roofdieren de kleinere onderdrukken. Van Schaik: “De relaties tussen predatoren zijn vaak complex. Vaak beïnvloeden meerdere soorten elkaar. Als je onderzoek doet naar dit soort relaties, is het belangrijk goed te kijken naar de hele roofdiergemeenschap. En ook de termijn waarop je kijkt is belangrijk. Het kan zijn dat de het kleinere roofdier bijvoorbeeld eerst zijn gedrag verandert als er meer toppredatoren in zijn leefgebied verschijnen. Maar als dat niet werkt, kan het zijn dat hun aantallen alsnog afnemen. Op welk moment je kijkt, kan daarom beïnvloeden welke conclusies je trekt. “
Publicatie
Understanding mesopredator responses to changes in apex predator populations in Europe: implications for the mesopredator release hypothesis
Thomas van Schaik, Marijke van Kuijk, Elisabeth H. M. Sterck
Mammal Review, 22 mei 2024. DOI: https://doi.org/10.1111/mam.12357