Meer kans op hartproblemen bij astma en COPD
Promovenda bepleit een meer geïntegreerde zorg van hart en longen
Patiënten met astma en COPD (chronische bronchitis en longemfyseem), hebben een verhoogd risico op hartritmestoornissen, een versnelde hartslag en een hartstilstand. Zo hebben zij 40 procent meer kans op een hartstilstand. Mogelijk speelt medicijngebruik een rol bij het ontstaan van deze hartproblemen. Dit blijkt uit onderzoek van Miriam Warnier, waarop zij 10 februari promoveert aan de Universiteit Utrecht. Warnier bepleit daarom een meer geïntegreerde zorg van hart en longen voor COPD- en astmapatiënten.
Warnier toont aan dat patiënten met astma en COPD vaker een afwijkend hartfilmpje hebben dan mensen zonder deze aandoeningen. Volwassen astmapatiënten, vooral patiënten die inhalatiemedicatie (β2-mimetica) gebruiken, hebben bijvoorbeeld vaker een hartslag van meer dan 100 slagen per minuut. Ook patiënten met COPD hebben gemiddeld een hogere hartslag dan patiënten zonder deze aandoening. Uit het onderzoek van Warnier blijkt dat bij oudere patiënten met COPD een verhoogde hartslag een risicofactor is voor overlijden. Bovendien is voor astma- en COPD-patiënten het risico op een hartstilstand 40 procent hoger en hebben zij een lagere kans om deze te overleven.
Risico hartproblemen verlagen
In haar onderzoek keek Warnier ook naar manieren om de risico’s op hartproblemen bij astma en COPD te verkleinen. Stoppen met roken kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren. Warnier toont aan dat dit bij patiënten met longaandoeningen het effectiefst is als medicijnen om te stoppen met roken worden gecombineerd met gedragstherapie.Daarnaast constateert zij dat het risico op hartritmestoornissen mogelijk verlaagd kan worden door het verbeteren van de informatievoorziening in de ‘Summary of Product Characteristics’ (SPC): een uitgebreide bijsluiter voor artsen en apothekers waarin alle belangrijke informatie over een geneesmiddel staat. Warnier laat zien dat de informatie over de kans dat het geneesmiddel een ritmestoornis veroorzaakt, aanzienlijk verschilt tussen de SPCs van verschillende middelen. Zelfs tussen Amerikaanse en Europese SPCs van hetzelfde geneesmiddel bestaan soms grote verschillen.
Ook ontdekte Warnier dat huisartsen niet altijd de aanbevelingen in de SPC opvolgen om een hartfilmpje te maken voorafgaand aan het gebruik van een geneesmiddel dat als bijwerking hartritmestoornissen kan veroorzaken. ‘Soms is de informatie ook dubbelzinnig’, aldus Warnier. ‘Verbetering van de informatie in de bijsluiter kan bijdragen aan een zorgvuldiger behandeling.’